Op die veertien jaar tijd heb ik al wel wat gezien en meegemaakt. Dingen waarvan sommige mensen nooit zouden gedacht hebben dat ik het kon. Ook mijn vrouwtje heeft haar sporen inmiddels meer dan verdiend. Zij het achter de schermen, de krant zal ze nooit halen (alhoewel, is al wél gebeurd... Maar da's een ander verhaal weeral...). Edegem echter, is een zeer dichtbevolkte gemeente. Onze brandweer is een gewestelijk korps. Dat wil zeggen dat wij andere gemeenten beschermen dan alleen de onze: Hove, Boechout, Vremde, Lint en sinds enkele jaren ook een groot stuk van (stad...) Mortsel. Op uitzonderingen na, wonen de mensen hier in laagjes op elkaar. Dat maakt dat wij enorm veel interventies hebben jaarlijks, zeker in vergelijking met sommige andere posten. Dat beperkt zich echter doorgaans tot huis-, tuin- en keukenbrandjes, met af en toe eens een uitschieter die de kranten haalt. Industrie hebben we ook nagenoeg niet. En laat Hansen er alstublieft van gespaard blijven ook. Zij zijn de laatsten... De brandweer wordt volop hervormd. Wij maken nu deel uit van de zone Rand. Een gebied van Kontich in het Zuiden van Antwerpen, tot Essen in het Noorden. Een korps van 840 man sterk, waar ik best behoorlijk fier over ben. Maar in het begin deden we daar nogal lacherig over. Procedures afstemmen op die van Essen, Wuustwezel, Brasschaat... Tegen dat wij daar zijn, zal het wel uit zijn zeker...? Gefocust als we zijn op onze eigen ervaringen... Niet lang daarna, op een mooie zomerse woensdagmiddag, 25 mei 2011, ontstond brand op de Kalmthoutse Heide. Kalmthout, één van de korpsen in onze gloednieuwe zone. De brand liep al snel zwaar uit de hand door de wind, waardoor heel het Noorden van de zone al snel bijstand ging verlenen. Wat we enkele weken voordien onwaarschijnlijk achtten, gebeurde die donderdagochtend: via het HC100 vroeg men de Cluster Zuid van zone Rand om bijstand te leveren met tankwagens. Cluster Zuid bestaat uit de brandweerkorpsen van Edegem (dat hoofdwacht is van de Cluster), Kontich, Borsbeek en Wommelgem. De Cluster Oost, met de korpsen rond Malle, was eerder die dag al vertrokken. Edegem vertrok met zijn twee tankwagens van 8000 liter water naar daar. Het vrouwtje stond voor enkele zware dagen. Wij beiden. Ik moest die ochtend -tegen mijn zin uiteraard- naar't werk. Een pompier wil zijn job doen en dat slaat bij een vrijwilliger meestal op zijn hobby... Ik bleef Sabrina heel de dag uiteraard bestoken met berichtjes, stijl '-en-en-en?' Ze was inmiddels de seinkamer nog niet uitgeweest, om de berichtgeving op te volgen. Via een soort beveiligde chatroom, OSR (Organisatie Snelle Redding), blijven alle betrokken hulpdiensten op de hoogte van wat er van hen verwacht wordt, vragen kunnen gesteld worden, mededelingen verspreid, ... allemaal om het radioverkeer te beperken. Ze had inmiddels opdracht gekregen om de ploegenwissels te voorzien voor zowel Cluster Zuid als Cluster Oost. Dat wil zeggen: alle korpsen contacteren om de wissel te regelen. Dat duurde zo een dag of drie. Ikzelf, 's avonds thuis aangekomen, kreeg de overbodige vraag of ik beschikbaar was. Mijn beurt, en graag ja... Met zes collega's de wagen in en op alarm richting Kalmthout. Rendez-vous was het marktplein van Kalmthout. Onderweg keken we met ontzag naar de gigantische rookpluim die de hele horizon in beslag nam... Vanaf we de ring opreden, was duidelijk waar we moesten zijn. Ik had nog nooit zo lang op alarm ergens naartoe gereden. Niemand van ons. Geen van ons wist wat ons te wachten stond. Ook het vrouwtje niet, die continu het nieuws volgde en inmiddels het bericht had gekregen dat er al één gewonde was en een brandweerwagen verloren was gegaan. Daar aangekomen, meldde ik mij als bevelvoerder bij de eerste officier die ik zag. "Bent u de officier in bevel?" De man lacht, en verwijst mij naar de commandant van Kalmthout, die Officier rendez-vous was. Wist ik veel dat, terwijl bij ons de officieren in het oranje lopen, in onder andere Wuustwezel het de brandweermannen zijn die in het oranje gekleed gaan... Bon. Aangemeld bij de commandant, krijgen we een nummer, dat achter de voorruit moet van onze wagens. Wij snapten daar geen snars van toen. Inmiddels gelukkig wel. Bij brandbestrijding op de Heide, wordt het interventiegebied ingedeeld in flanken. Tactische aanvalsgroepen worden ingezet op die bepaalde flanken, net zoals een militaire strategie eigenlijk. De flanken worden genummerd: flank 100, flank 200, en zo verder. De voertuigen per flank krijgen een nummer dat daarop volgt: 110, 120, 130, ... De flankcommandant heet op dat moment ook gewoon 100. Dat is zeer eenvoudig en efficiënt tijdens een inzet met zoveel verschillende korpsen: je kent die mensen immers niet... Onze wagen was, ik weet het niet precies meer, dus ik zeg maar wat, 240. Wij worden dus ook voorbehouden voor flank 200. Zolang die officier ons niet nodig heeft, blijven wij stand-by op het plein. Heel vervelend: wij kenden dat systeem niet en het is natuurlijk niet echt het moment om dat te gaan uitleggen aan de "stadskorpsen". Zij die het systeem kennen, zitten uiteraard allemaal aan het front. Wij weten dus eigenlijk niet waar we op wachten... Onze twee eerste ploegen werden al ingezet op de heide, maar ons hadden ze dat moment niet nodig. Tot een kleine twee uur later... De commandant van Kalmthout geeft ons opdracht om een pompwagen van Brasschaat te volgen, richting vlammenzee. We krijgen een radiofrequentie mee en in het bos legt men alles wel uit. Mijn team bestaat naast mezelf, uit Marc, een doorwinterde pompier, en Francis, de zoon van mijn voorganger-conciërge. Een gezonde mix zeg maar. Men gidst ons door de smalle weggetjes door de heide, door woonwijken waar verontruste mensen op elke straathoek staan te turen naar de massale inzet van de brandweer, leger, civiele bescherming... noem het en het was er. Mensen wijzen ons na als we passeren. "Edegem verdorie, ze komen van overal" hoor ik iemand vol ongeloof zeggen tegen zijn buurman terwijl we even staan te wachten aan een kruising. Onze flankcommandant was een luitenant van Kapellen. Hij gaf ons opdracht om een konvooi Nederlandse bluswagens van water te gaan voorzien. Hijzelf begeleide ons tot waar we moesten zijn en vertrok dan weer om de pompwagen van Brasschaat te gaan inzetten. Ik maande mijn mannen aan om even te blijven waar ze waren, op de weg, terwijl ik naar de Nederlanders liep om te horen waar ze hun water wilden hebben. Onderweg mezelf afvragend hoe we dàt moesten doen: Nederland en België hebben totaal andere koppelingen op hun slangen. Grenskorpsen zijn daarop voorzien, wij niet. De Nederlandse bevelvoerder vertelde mij dat hij geen water nodig had, hij kreeg voeding van een andere kant inmiddels. Gelukkig was er nog niets afgelegd. Terug bij onze tankwagen aangekomen, zie ik dat een kleine machtswissel heeft plaatsgevonden. Francis, beginnend chauffeur, heeft plaatsgenomen achter het stuur, en Marc, ervaren chauffeur, staat ernaast. Ik heb nochtans even daarvoor gezegd dat ik in dit onbekend terrein liever de ervaren chauffeur achter het stuur heb. Maar Marc, meer dan twintig jaar dienst, bekijkt mij met puppy-oogjes, en zegt, "och, ik zou zo graag nog eens blussen, dit maak ik nooit meer mee." Tja... dan bezwijkt mijn hartje en zie ik deze mini-muiterij maar even door de vingers. Alle gekheid op een stokje, ìk heb dit ook nog nooit meegemaakt en heb dan een tweetal jaar als sergeant achter de kiezen... Spannend, behoorlijk spannend. De luitenant van Kapellen haalt ons terug op en leidt ons naar een vuurfront, zoals je alleen op National Geographic ziet... De hele horizon staat in lichterlaaie. De foto boven, getrokken door Francis met zijn GSM, toont de achtergrond waar we tegen stonden. De officier wijst naar de vlammen en zegt: "Jullie houden hem hier tegen". Wel ja... Een boswachter gidste ons van de weg af, via een veilig traject tussen de putten en grachten door, naar het vuurfront. Ongelooflijk hoe die mannen hun heide kennen, elke put en bult ontweek hij met zijn jeep, om ons niet te laten vastrijden. Bij de vuurzee aangekomen, geef ik het bevel om tweemaal 45 af te leggen, in twee richtingen, ik geloof drie slanglengten achtereen. Da's 150 tot 200 meter dat we met ons water kunnen bereiken. Vol goede moed beginnen we eraan. Zo zuinig mogelijk, zo efficiënt mogelijk ons water inzetten. Op is op hier... Er zijn geen hydranten bij Moeder Natuur. Voor ons woedt de vuurzee. Links van ons, aan de overzijde van de weg waar we vandaan komen, een 300-tal meter verder, staat de begroeiing ook in lichterlaaie. We hebben de wind in de rug, alles gaat goed. Tot op een gegeven moment de wind draait... De wind komt nu van links. Dikke rook omhult ons, we zien geen steek meer. Ademen wordt zwaar. Ik roep naar Marc, of alles ok is? "Jaja, komt goed!" Die amuseert zich te pletter... Niettemin begint lichte paniek zich toch van mij meester te maken. We zien het vuur vòòr ons niet meer, laat staan onze vluchtweg. En ademen, ook interessant. Ik roep op naar de flankcommandant dat we ademlucht nodig hebben. Dat duurt even natuurlijk, dus we blijven voorlopig in onze prangende situatie zitten. De luitenant van Kapellen had gelukkig door daarstraks, dat de korpsen uit het zuiden niet de grootste ervaring kunnen hebben met natuurbranden. Daarom gaf hij nog mee dat we 1000 liter moesten overhouden voor de terugweg. Als je ingesloten raakt, is dat je enige redmiddel. Daarom riep ik gedurig naar Francis om de waterstand door te geven. Terwijl bleven Marc en ik onze waterslangen door het heidegras sleuren, om de brand tegen te houden waar de luitenant bevolen had. Eindelijk, na een dikke tien minuten op de tast te werken, draait de wind. Ik heb niet gauw schrik... Nu nog niet. Maar toen de rook wegtrok, zagen we dat de hele heide achter ons in lichterlaaie stond. Door het draaien van de wind was het vuur de weg overgestoken en had onze vluchtweg afgesloten, op een veredelde grasstraat na. Gelukkig stond op dat moment de wind redelijk "veilig", maar we wisten nu hoe snel dat kon veranderen. Inmiddels waren er twee collega's van Brasschaat ons komen vervoegen, met de gevraagde ademlucht. Alleen, die was voor henzelf, wij hadden nog steeds niets. Gelukkig hadden we die niet meer nodig. De wind bleef zitten waar hij zat. We hebben samen met die mannen onze flank gehouden, waar ik bijzonder fier over ben. Francis deed zijn job perfect aan de pomp, Marc leefde zich uit, de twee collega's van Brasschaat (vader en zoon nota bene) hebben gewerkt als een paard. Het was een fantastische ervaring. Onze tank was leeg, op duizend liter na, toen zowel links als rechts van ons versterking opdaagde om over te nemen. De officier van Kapellen zag er tevreden uit. "Goed gewerkt mannen!" Altijd leuk om te horen. Ik ben de vrijdag daarop nog eens terug gegaan voor een shift. Maar toen zijn we niet meer van het plein af gemoeten. Om een uur of drie in de namiddag mocht Cluster Zuid naar huis, later op die dag was de strijd gestreden. Deze brand zal altijd in mijn geheugen gegrift blijven, als één van de spannendste ervaringen ooit. Ik ga misschien nog veel meemaken, maar dit is een blijvertje. Ik ben daar ook overtuigd geraakt van de zonewerking: een Edegemse onderofficier, die bevel heeft over twee mannen van Edegem en twee van Brasschaat, onder commando van een officier van Kapellen, die gestuurd wordt door de commandant van Wuustwezel, in Kalmthout... Waar vindt je dat aanpassingsvermogen buiten de brandweer? (Ja, op nog plaatsen, laat me doen, maak zelf een blog...) Wij uit het Zuiden werden regelmatig, om de zes uur dacht ik, afgelost. Dat wil zeggen, zes uur onzekerheid thuis over wat er gaande is op de grootste natuurramp in onze geschiedenis. Maar dat was nog niets. Het Noorden, de mannen die de Heide kénnen, die jaarlijks oefenen en voorbereid zijn op zulke scenario's, de mannen waarop gerekend wordt op dat moment, die zijn ze dagenlang kwijt geweest thuis. Hoogstens om een dutje te doen en terug naar het front te gaan om de andere collega's ook een paar uren rust te gunnen. De emoties die thuis tijdens zo een interventie heersen, staan in schril contrast tegen de kameraadschap die heerst aan de frontlijn. Drie of vier verschillende brandweerzones, een viertal Nederlandse brandweerzones. Het plichtsbesef van al die gezinnen die achter hun strijders staan, is lovenswaardig. De ontlading in de regio en ver daarbuiten was te voelen toen de resterende brandweerwagens de sirenes lieten loeien die vrijdag, ten teken van de overwinning op het monster dat de streek dagenlang in zijn macht had. Volgend stukje komt van de website www.kalmthout.be, om een idee te hebben: De brandweer zette vanuit heel België en Nederland 36 korpsen, 400 brandweermannen (tegelijk ingezet op de heide, in totaal aantal spreken we over meer dan 1000), 16.000 manuren en 95 voertuigen in. Deze mensen en middelen werden op een heel professionele en doordachte manier ingezet om de brand te blussen. De politie werd vooral ingezet om ervoor te zorgen dat de hulpdiensten ongehinderd konden werken. Ze hield de bevolking op een veilige afstand en organiseerde de evacuatie. De politieagenten fungeerden ook als eerste aanspreekpunt voor de inwoners. FOD Volksgezondheid en Rode Kruis zorgde voor het welzijn van de hulpverleners. Ze voerden 23 verzorgingen uit en brachten vier brandweermannen naar het ziekenhuis, vooral met breuken en verstuikingen. Daarnaast verzorgde het Rode Kruis, in samenwerking met het gemeentebestuur, de catering van de hulpverleners. Samen met gemeente en OCMW vingen de medewerkers van het Rode Kruis de geëvacueerden (ongeveer 100) op in zaal Zonnedauw. Civiele bescherming sprong bij met het nodig personeel. Ze leverden onder andere het nodige materiaal om de brandweer van bluswater te voorzien. Defensie maakte de wegen terug berijdbaar met hun bulldozers. De medewerkers van Agentschap Natuur en Bos van de Vlaamse Overheid, de beheerders van de Kalmthoutse Heide, bleken de perfecte gidsen voor de brandweer. Zij kennen het terrein immers als geen ander. De communicatiediensten van de gemeente en de provincie werkten nauw samen om bevolking en pers correct te informeren over de gebeurtenissen. In totaal werden er 30 persberichten verzonden en 7 persconferenties georganiseerd. De bevolking vond recente informatie terug op de gemeentelijke website en kon alles volgen via de gemeentelijke facebookpagina. Enkele uren na het ontstaan van de brand maakte de gemeente een noodnummer bekend waarlangs veel mensen geïnformeerd werden. Ingezette manuren per discipline Brandweer: 16.000 Politie: 1.250 Civiele Bescherming: 960 Rode Kruis en FOD Volksgezondheid: 950 Defensie: 1.690 ANB: 500
0 Comments
Eind jaren negentig, toen ik net bij de brandweer kwam, hoorde ik voor het eerst over een mogelijke nieuwe kazerne. De opendeurdagen, steevast het eerste volledig weekend van september, heb ik nog twee keer weten doorgaan in de kazerne, daarna altijd op verplaatsing. De kazerne, nog steeds op dezelfde locatie als waar het allemaal begon na 1925, was inmiddels een behoorlijke bouwval aan het worden. Niets om mee uit te pakken als je prat gaat op een reputatie als "onaantastbaren" als het op brandpreventie aankomt... In de tachtiger-jaren is onze basis een eerste keer zwaar onder handen genomen, én uitgebreid. Maar na de eeuwwisseling was het nieuwe er toch meer dan af. De kazerne bestond, toen ik begon, uit twee delen. De "villa Peetermans", en de garage van de gemeente. Ik heb mij laten vertellen dat de échte villa Peetermans in de Kontichstraat stond. Onze kazerne kreeg de naam van commandant Peetermans, de mede-stichter en eerste commandant van brandweer Edegem. De kazerne stond, na de eerste jaren onder het oude gemeentehuis gevestigd te zijn, op de hoek van de Herfst- en Zomerlei. Ze bestond uit een woning met twee garagepoorten en de kenmerkende toren die dateert van 1935. In 1983 kwamen daar de vijf garagepoorten van de gemeente bij. Desondanks was ook deze nieuwe kazerne na verloop van tijd te klein. U kan zich voorstellen dat een nieuwe kazerne niet goedkoop is. Dat is ook hetgene dat het meest in het oog springt... Drie miljoen euro asjeblieft. Een groot bedrag. Maar ik wil even, aan de hand van enkele persoonlijke ervaringen, duiden op de noodzaak. Toen onze voorgangers er om persoonlijke redenen de brui aan gaven, hebben mijn echtgenote en ik de fakkel overgenomen. De zoveelste in rij, om onze plaatselijke helden bij nacht en ontij de wereld in te sturen, naar zij die hulp nodig hebben. Eigenlijk zou ik daar wel eens een stamboom van willen zien... We zijn al wel met een paar... Maar dat terzijde. Ik heb al gezegd dat de kazerne twee gezinnen huisvest. Nu allebei in de Zomerlei, vroeger één in de Zomerlei, één in de Herfstlei, in de bewuste villa Peetermans. Dat huis was helemaal opgewoond, uitgeleefd, of hoe je het ook wil noemen. De tand des tijds had, net zoals in de rest van de kazerne overigens, zijn sporen nagelaten. Het was nochtans een mooi huis. Inkomhal, links woon- en eetkamer, grote keuken, een klein bureautje dat via een raam uitkeek op de kleedkamer/garage (Nu ja, de tankwagen eigenlijk. Als die binnen stond, was dat recht voor het venster en was er niet veel te zien buiten de witte watertank...). De houten draaitrap naar boven, waar de badkamer en drie slaapkamers zich bevonden. Helemaal mijn "goesting": Houten vloeren en trappen, beetje onvoorspelbare indeling van de kamers met trapje op- trapje af en hoekje om... Leuk. Maar het mocht iets minder spannend zijn. In het begin sneuvelde er al eens iets. Mijn eerste laptop heeft het daar begeven. Opgesmoord, zoals men pleegt te zeggen. Dat gebeurt zeker? Die Japanse dingen zijn daarvoor gemaakt hé. Pats! T.v. kapot... Tja, een nieuwe was het niet. Zonde, dat wel. Op een keer zit Sabrina in de zetel, terwijl ik in de keuken zit. Opeens een knal! Sabrina wijst, vanuit haar schuilplaats onder de zetel (haha), naar de DVD-speler, waar rook uitkomt. Ik trek hem uit het stopcontact, en besluit hem open te vijzen. Binnenin blijkt er gewoon een condensator geëxplodeerd te zijn! Dàt kan je bezwaarlijk nog op slijtage steken... De t.v., DVD en de laptop, samen met een karrenvracht gloeilampen, zijn we even gaan aankaarten bij de gemeente. "Hebben jullie daar nog rekeningen van?" Ik weet niet hoe dat bij de meesten onder jullie zou zitten, maar wij vingen dus bot. Het spannendste qua elektriciteit (die overigens met lood geïsoleerd was, om even te schetsen), was mijn "poltergeist-ervaring". Op een nacht, de rest van het gezinnetje sliep al, schakel ik de (nieuwe) t.v. uit, en steek het licht in de eetkamer aan. In de keuken drink ik nog iets, en ga dan richting bed. Ik doe het licht in de eetkamer uit, maar één van de gloeilampen blijft aarzelend branden. Ik frons de wenkbrouwen, en schakel het licht terug aan. De aarzelende lamp gaat hierop uit, de rest brandt. Ik denk, die heeft de geest gegeven, en doe het licht terug uit. Daarop begint mijn spooklamp terug aarzelend licht te geven... Licht aan, spooklamp uitgevezen, licht uit en onder de wol gekropen... Na eerst even onder bed te hebben gekeken, je weet maar nooit... De eerste interventie die ik heb laten doen door de brandweer was pannen terugleggen na een storm. Dat overkomt dus inderdaad de beste, als ik mij zo mag uitdrukken... Da's niet erg. De tweede keer was minder leuk. Op een avond gaat Sabrina naar de kelder. Halverwege de trap stopt ze, en roept ze mij. Ik kom in de kelder, waar ze mij wijst op een gasgeur. Ik heb zowat de reukzin van een gepensioneerde herdershond met een verkoudheid, maar we zitten aan de bron, nietwaar? Ik haal in de kazerne de explosiemeter en ga de kelder in. Geen resultaat, voor de kenners: LEL 0%. Toch ruikt ze gas. We hebben nog één speeltje dat ik kan bovenhalen, maar daar verwacht ik niet veel van. Een lekzoeker, beetje speelgoed van de loodgieter om gericht lekken op te sporen in leidingen. Ik sta nog aan de bovenste trap, als dat ding rood oplicht en begint te piepen als een bezetene... Laag alarm gelijk overgeslagen, ineens naar hoog alarm. Naar gevaar toe: er is duidelijk een lek, maar mijn explosiemeter zegt nog steeds niets. Dus we zitten nog goed. Vertel dàt aan je echtgenote als ze gas ruikt en net een weetikveelwatjemedatnoemtdingetje volop in alarm heeft zien gaan. Succes verzekerd... Gas afgesloten, alles goed verlucht, en er op uitgekomen dat de leiding in stalen buis was en onbeschermd in twee muren was gemetst. Het cement had door de jaren zo in het staal ingevreten, dat het gas gewoon uit de muur naar buiten kwam... Had ik al verteld dat we dat ontdekten tijdens het kerstverlof...? Timing is nooit onze sterkste kant geweest als het over ons eigen welzijn ging. Gelukkig was onze officier met dienst toen de loodgieter van de gemeente. Dankzij zijn hulp hadden we snel een nieuwe leiding, en een warm en gerust kerstfeest. Kers op de taart was wel een herfst/winter later... Ik werkte toen in Nederland. Lange dagen van huis. Toeval of niet, maar die dag had ik gebeld naar het werk voor een dagje verlof. Ik had er hélemaal geen zin in die dag. Een baaldag, zeg maar. Op de middag zitten we gezellig met zijn twee in de zetel. We zijn van dienst. Ineens hoor ik in de garage een persluchtleiding blazen. Dat is niet de eerste keer dat dat gebeurt. Onze vrachtwagens hebben remmen die werken op perslucht. De remmen staan in gesloten toestand, tot de inwendige compressor van de wagen voldoende druk heeft opgebouwd om de remmen te openen. Dan pas kan je vertrekken. Gezien een brandweerwagen geen tijd heeft om daarop te wachten bij een alarm, worden de remmen op druk gehouden door een compressor in de kazerne, die met een slang met koppeling op een ventiel van de wagen aangesloten wordt. Af en toe schiet er zo eens een slang of koppeling los, om wat voor reden dan ook. Dus ik, tegen mijn zin, de zetel uit om de bewuste slang te zoeken. Iedereen is immers weg: commandant, beroepskorporaal en de gedetacheerde sergeant zijn allen naar huis gaan lunchen. In de kazerne aangekomen, merk ik dat de compressor behoorlijk over zijn toeren aan het gaan is. Letterlijk. Ik roep naar Sabrina: "Bel de commandant eens op, er is iets mis." Het klinkt écht niet goed in de compressorruimte. Terwijl Sabrina de commandant opbelt, zie ik dat er dikke zwarte rook komt door een gat in de muur, waar leidingen doorlopen. Ik gil naar Sabrina: Alarm! Algemeen! (De term voor binnenbrand, levensgevaar, industriebrand, ... algemeen alarm wil zeggen dat twee pelotons worden opgeroepen. Bij deze term is het menens.) Sabrina heeft op dat moment de commandant aan de lijn: "Brand in de kazerne!" en ze haakt in zonder op een antwoord te wachten. Dan alarmeert ze de manschappen. De compressorruimte is een ruimte die tegen onze woonst grenst. Boven ligt mijn zoontje te slapen. Ik neem de brandblusser die naast de deur hangt en ga terug naar het betreffende lokaal. Ik open de deur een stuk, volgens de mij aangeleerde procedure. Als je een deur waarachter een vuurhaard schuilgaat, zomaar opent, kan je de vlam wel eens letterlijk tegen krijgen. Denk aan de film Backdraft: minder dramatisch, maar je gaat een pijnlijke revalidatie tegemoet, als je het kan navertellen! (Pientere geesten hebben uit dit stukje al een paar lessen kunnen halen...) Ik spuit de CO2-blusser leeg in de ruimte om tijd te winnen en loop dan naar mijn kapstok om mijn interventiekledij aan te doen. Ik zou gek zijn om de bescherming niet te gebruiken die ik voorhanden heb. Terwijl de mannen de kazerne komen binnengestormd, ga ik de vlammen te lijf met de muurhaspel die in de garage hangt. Dat tafereel moet op zijn manier ook hilarisch geweest zijn. Bij alarm schrijft de conciërge op het whiteboard dat in de kazerne hangt, wat de aard van de interventie is, en uiteraard het adres. Iedereen in de kleedkamer moet dat bord passeren op weg naar de wagens en weet zo wat er verwacht wordt. Nu is dat bord, om evidente redenen, leeg. De eerste mannen die binnenkomen, vragen waar ze heen moeten. Sabrina roept: "Brand, hier om de hoek!" "In de Lentelei?" "Nee, hiér om de hoek!" , terwijl ze wijst naar het compressorlokaal achter de seinkamer... Ik kan je vertellen dat héél de standaard uitruk in duigen valt, en alle automatismen op dat moment even zoek zijn. De commandant, intussen gearriveerd, maant de eerste chauffeur aan om buiten te rijden. Die eerste twee wagens staan immers naast het brandende lokaal. De chauffeur, nog niet goed beseffend wat er nu precies gaande is, snapt op dat moment nog niet goed waarom hij zou vertrekken zonder bemanning... Uiteindelijk is de schade meegevallen. De waterverwarmer, waar (toevallig?) de dag daarvoor onderhoud op was uitgevoerd, was uitgebrand. Enkele dozen met materiaal die eronder stonden hadden vuur gevat. Mea culpa, elk bedrijf heeft zo zijn zonden, zo ook wij. In een stookplaats annex compressorruimte hoort geen opslag. Daar zijn we zelf koud (eigenlijk warm...) op gewezen die dag. Ik was er gerust in, vanaf het eerste moment dat ik de brand ontdekte, dat ik binnen de twee minuten hulp ging krijgen. U denkt dat dat overdreven is? Ook u als collega brandweerman denkt daar het uwe over? Dat snap ik, maar de ligging van onze kazerne en het feit dat we als gewestelijk korps over 72 manschappen beschikken in de hoofdwacht, naast nog eens een kleine twintigtal in onze voorpost te Lint, zorgt ervoor dat we overal snel bij zijn, en gemiddeld in drie minuten buitenrijden met de eerste wagen met zeven brandweerlui. Het bizarre was wel dat zowel VTM, VRT, ATV, Het nieuwsblad en de Gazet Van Antwerpen ogenschijnlijk samen met de rest van de collega's aankwamen... Allemaal voor mijn stulpje... Ok, ik ben niet iedereen, zeker...? :-D Al deze ervaringen maken van mijn echtgenote en mezelf wel een beetje ervaringsdeskundigen als het op miserie aankomt. We hebben een vrij groot inlevingsvermogen, wat ons volgens mij sterk maakt in wat we doen. Dat geloof ik toch graag. Maar geloof me wanneer ik zeg dat het een behoorlijke opluchting was toen Gouverneur Cathy Berx de eerste steen van onze nieuwe kazerne kwam leggen in 2009, en ze kwam inhuldigen in 2011. Achtentwintig jaar na de laatste renovatie, is de oppervlakte bijna verdrievoudigd en beschikken we over 14 poorten, een hypermoderne seinkamer en de nodige faciliteiten om onze kledij en materiaal deftig te onderhouden. Om nog te zwijgen over het moderne sanitair. Het kost allemaal iets, maar eerlijk, zijn we dat niet waard? Ook wij als conciërges hebben nu beschikking over een proper, mooi en modern appartement. Mét dakterras, waar de kindjes kunnen spelen in de week waar ze mee veroordeeld zijn tot binnenblijven omdat ma en/of pa de maatschappij moeten dienen. Alleen spijtig dat we inmiddels terug een paar wasmanden vol gloeilampen hebben afgevoerd. Sommige dingen veranderen nooit. We moeten écht bonnetjes beginnen bijhouden... Ik heb drie schatten van kinderen. Amber is de jongste, Darren in het midden en (half-) grote zus Merel de oudste. Merel is geboren in Lokeren. Mijn eerste oogappel, die twee-wekelijks bij mij is. Nu ze aan het puberen is, is dat uiteraard geen twee weken meer, zo'n meisje heeft een eigen leven intussen, maar het botert uitstekend. Met haar mama ook trouwens, de band met Lokeren breekt niet meer. Zo komt het dat ik destijds van Edegem naar Lokeren ben verhuisd, en daar mijn kans heb gewaagd bij Lokerens finest. Ik heb daar mijn basisopleiding genoten in de brandweerschool van Gent. Toen de relatie spaak liep, ben ik terug naar de heimat gekomen, om mijn tanden definitief in brandweer Edegem te zetten. Al heb ik soms ook al eens een dip, van mij geraken ze hier niet zomaar vanaf... Mijn tweede heldje, de zoon des huizes, is voorbestemd om een "specialleke" te worden. 'Een brandweerman', hoor ik u denken... tja. Wat denkt u? Uw kindjes hebben de autootjes, de mijne hebben de échte... Sorry. Ik win. Maar alle gekheid op een stokje, dat is niet de reden waarom hij voorbestemd is tot grootsheid (een beetje vaderlijke grootspraak moet kunnen, vind ik...). Toen Merel werd geboren, 13 jaar geleden, zat ik tussen twee korpsen in: gestopt in Edegem, de liefde achterna, en nog niet aangenomen in Lokeren. Merel heeft van mijn Lokerse periode ook niet veel meegekregen, zo als plat boeleke, zoals we hier plegen te zeggen. Amber, mijn jongste prinsessenboontje, is geboren toen we al in de kazerne woonden. Dat was dus redelijk vlot gecommuniceerd. Maar wat onze Darren gepresteerd heeft, heeft hem een bijzonder aura gegeven binnen de brandweer. Sabrina, mijn echtgenote, is hoogzwanger. De weeën beginnen de geboorte stilletjesaan aan te kondigen. Op een mooie maandag klaagt het vrouwtje over de weeën, ze is er niet gerust in. Een man zou aan het sterven zijn op dat moment, een vrouw "is wat ongerust". Het zwakke geslacht, weet je? Wij naar het ziekenhuis, waar zowel ik als mijn echtgenote op de wereld gezet zijn. Kleine tussenanekdote: op het moment van mijn echtgenote haar geboorte, lagen er niet minder dan vijf(!) brandweervrouwen van Edegem op de kraamafdeling van St. Jozef in Mortsel. Ze spreken er daar nog over... Wij dus aangemeld, en aan de monitor. Ik een berichtje gestuurd naar de peter in spé, dat we weer in de kliniek zijn. Tom, de peter, is één van de collega's die mij hebben warmgemaakt voor de brandweer. Herinner u het verhaal van de commandant en de oorbel? Die Tom dus. Hij heeft Sabrina ook van jongs af aan gekend, door haar vader, de korporaal. En Tom, is nogal enthousiast als hij zich engageerd in iets... Op een gegeven moment, blijkt dat Sabrina moet blijven. Kindje op komst! Dat bericht stuur ik dan ook naar Tom. Als goede huisvader in spé, stuur ik mijn berichtje niet in het ziekenhuis, maar buiten, wanneer ik de tas met kleren en zo uit de wagen ga halen. Ja, bij de brandweer zijn we altijd voorbereid... Eens binnen, begint het harde werk voor mama. Na enkele uren zwoegen, we zijn binnengegaan om 17u, wordt mijn zoon, Darren, omstreeks 22u geboren... Ik, trots natuurlijk, en dolenthousiast als ik eindelijk naar buiten kan om het grote nieuws wereldkundig te maken! Maar dàt pakte iets anders uit... Buiten aangekomen, zet ik mijn GSM aan. Wanneer de verbinding in orde is, komt het ene bericht na het andere binnen... "Proficiat", "Gefeliciteerd", "Schol", ... Het houdt niet op. Allemaal komen ze van collega's van de brandweer... Ik begrijp er niets van. Tussen alle tekstberichten, staat ook een voicemail-bericht. Komende van mijn schoonpa, die op dat moment in de Ardennen zit. "Awél, mogen wìj 't ni weten, of wa? Ge zijt bedankt!" ... Oh-oh... Ik bel hem op, in de hoop te weten te komen wat er aan de hand is. Blijkt dat hij twintig minuten vòòr de geboorte van zijn kleinkind, een sms heeft ontvangen van een collega: "Proficiat opa!" ... Die brave man uiteraard beledigd, dat hij nieuws over zijn eerste kleinkind, van zijn enig kind, moet vernemen van iemand anders dan de schoonzoon... Ik hem proberen aan het verstand te brengen, dat zijn kleinkind twintig minuten daarvoor, nog moest geboren worden... Niet eenvoudig... Maar goed, de schade was beperkt, en ik terug naar mijn kersvers gezinnetje. Die nacht, ga ik naar huis. Peter en meter, die in het appartement boven het onze woont, waren al deftig aan het vieren. Toen ik thuis aankwam, hingen ze met drie (de echtgenoot van de meter, goeie kameraad, was er ook bij) uit het raam te juichen. Om een uur of één, maandagnacht... De buren naast hen, komen uit het raam kijken wat dat kabaal is, en besluiten dan maar mee te doen als ze de aanleiding horen... Geweldige mensen. Boven aangekomen, en het verhaal gedaan, tijdens een eerste glas bubbels, vertel ik over mijn wedervaren na de bevalling. Alex en An schieten in de lach, Tom draait wat onwennig met zijn vingers... "Het zou kunnen dat ík daar iets mee te maken heb"... Tom is dus een hele enthousiaste mens, als hij zich engageert. Na het berichtje dat mijn echtgenote moest blijven om te bevallen, wist hij met zichzelf geen blijf. Dus besloot hij met de meter, maar alvast de ooievaar in de voortuin te zetten. Had ik al verteld dat zo'n 70% van het korps, in een straal van 500 meter rond de kazerne woont...? Filip, gouden collega, kwam die avond voorbijgereden, en zag de ooievaar... Gelijk een bericht naar mij, én mijn schoonpa... Twintig minuten te vroeg dus... Maar dat was deel één nog maar. Tom is namelijk ook officier. En op dat moment, een verlengde weekenddienst aan het draaien. Je moet weten, dat maandag tot vrijdag, élke week opnieuw, om 19 uur een proefalarm wordt gestuurd, om te zien of alles functioneert zoals het hoort. Alleen niet in het weekend. Die maandag was een feestdag. Ken je dat zondagse gevoel op feestdagen? Ik heb er ook last van. Tom ook. Om 19u gaat Tom zijn bieper. Hij spurt naar beneden, naar de commandowagen die voor de deur staat. Juist, naast de ooievaar... Tom stapt in, en roept op naar de kazerne. Geen antwoord. Na een tweede en derde poging, nog steeds niets... Hij besluit dan maar om eens te bellen, want er klopt iets niet, da's duidelijk... Lieven, de conciërge (onze voorganger), neemt op: Tom vraagt wat het probleem is, en meldt dat zijn radio misschien niet goed functioneert... Als Lieven uitgelachen is geraakt, vertelt hij dat het proefalarm is... "Och nee... Stom... Maar ja Lieven, ik ben wat overhoop, door Sabrina haar bevalling..." De rest is geschiedenis. Drie uur voor de bevalling, begon het vuurtje zich te verspreiden. Twintig minuten voor de bevalling, voelde mijn schoonvader zich uitgesloten uit het jonge leven van zijn kleinkind... Een mooier voorbeeld van wat voor een familie de vrijwillige brandweer is, heb ik niet. Toen mijn zoon zijn ogen voor de eerste keer opendeed, was heel de brandweer al over hem bezig. Als ik zeg dat hij voor grote daden voorbestemd is, is dat niet zo ver gezocht. Er zijn mensen die in gekkere dingen geloven... Sommige interventies hebben net dat ietsje meer, dat er voor zorgt dat ze in je geheugen gegrift blijven. Soms is dat drama, soms een leuke anekdote, iets speciaal aan de timing of locatie,... Het volgende verhaal is er één van moed en zelfopoffering. Maar niet van wie je't zou verwachten. Ik zie mijn drie broers gemiddeld één keer in't jaar. Niet dat er een haar in de boter zit of zo, wij zijn gewoon niet zo aanhankelijk denk ik. Àls we samen zijn, gaat gewoonlijk het dak eraf... om te compenseren of zo. Die avond is het nog eens zover. Ik heb met onze oudste afgesproken in 't Centrum, voor een feestje met dj "Swiggy Vinyl", een plaatselijke beroemdheid en collega pompier. Het is een uur of tien 's avonds als "de bel" gaat. In brandweerfamilies worden er dan geen vragen gesteld, men weet dat een brandweerman op elk moment van de dag zijn schema overhoop kan moeten gooien. De mijne is echter geen brandweerfamilie... Ik neem het hen niet kwalijk, maar eraan wennen zullen ze nooit, denk ik. Feestje gedaan voor het begint dus, en we snellen naar de kazerne. De melding luidt: "uitslaande woningbrand, kinderen aanwezig in het gebouw". Wij zijn altijd serieus met onze job bezig, wat men ook van vrijwilligers moge denken. Maar na zo'n melding, gaat het er toch nog een pak geconcentreerder aan toe. Onderweg naar een interventie kan er al eens gelachen worden, of wat stoere praat verkocht worden -cowboystijl- maar op zo'n moment is er geen ruimte voor fouten, en is de spanning op alle gezichten af te lezen. Aangekomen op het adres, zien we dat een ziekenwagen en politie reeds ter plaatse zijn. Agent Wim, een plaatselijk zilverknoopje, ziet er wat aangebrand uit... ambulanciers zijn bezig met iemand in de voortuin. Een man wordt getroost door buren. Intussen likken de vlammen op het gelijkvloers tegen de muren, slaan ze naar buiten op de eerste verdieping door het raam, en strelen ze de dakpannen. We krijgen de melding van Wim: "iedereen is buiten!" Onze blauwe collega's weten op welke zaken zij moet letten bij een brand, en geven ons bruikbare informatie mee. Zij zorgden er ook al voor dat we onze voertuigen moeiteloos op een strategische plek konden zetten. Dit is één van de eerste keren dat ik met ademlucht een brandend pand ga betreden. Als brandweerman, word je getraind om "blind" te lopen. Dat mag je letterlijk nemen. In volledige bepakking, ademluchttoestel op de rug, masker op het aangezicht, worden wij geblinddoekt, voor we worden binnengestuurd. Zo moeten we de woning leren verkennen, slachtoffers zoeken en evacueren. In een met rook gevulde ruimte zie je namelijk niets. Daarom moet iedereen die aan de job begint, een doorgedreven opleiding volgen én slagen in een streng examen, alvorens aan het échte werk te mogen beginnen. Mij vertelden ze dat de training intensief is, maar dat je altijd wel iéts ziet. Nee dus... Binnen, bovenaan op de trap naar de eerste verdieping, zie ik al geen hand meer voor ogen. Oppassen geblazen. Een collega is intussen al door de vloer van de eerste verdieping gezakt... Gelukkig zonder erg. Ik ben binnengestuurd met korporaal Eddy. Da's de klassieke mix: snotneus met "ouwe", bleuke samen met ervaring. We betreden boven een kamer, die in lichterlaaie staat. Voor de kenners, een flashover had al plaatsgevonden. Dat risico liepen we niet meer. Ik mocht van Eddy de straalpijp vasthouden. Dat wil zeggen, ik was eerste man toen. De ervaren mannen geven dat niet snel af. En als ze dat doen, heb je iets goed gedaan in hun ogen... Hiervoor doe je het! De scenes uit "Backdraft" zijn er niets tegen... Althans in mijn ogen nu. Ik blus de ruimte, met Eddy in mijn kielzog. Al wat gebrand heeft, of nog aan het smeulen is, moet naar buiten. Om die reden zit ik met mijn hoofd in een ingemaakte kast, een hoop dekens en lakens eruit te halen. Eddy staat naast de ingemaakte kast, met zijn rug tegen de muur. Hij bekijkt een boekje dat daar lag. Op dat moment, zetten de collega's beneden een overdruk-ventilator op, om de woning te verluchten. Communicatiefoutje, want door de toevoer van verse lucht, vliegt spontaan de kamer waar we instaan, terug in brand. Ik weet van niks, ik zit met mijn kop in de kast, met de straalpijp onder mijn arm (eens vast geef je die niet meer af...). Eddy port mij met zijn elleboog, terwijl hij in zijn boekje staat te bladeren. Onbewogen, zegt hij letterlijk:"mateke, zet uw kraantje nog eens open"... Ik draai me om, en val van het schrikken op mijn kont in de kast, bij het zien van die vlammenzee. Ik was dan ook nog niet veel gewend natuurlijk. Achteraf bekeken, was het misschien een pak minder dramatisch dan ik het mij herinner, maar het verschil in ervaring is nooit meer zo duidelijk geweest als toen. Uiteindelijk was het vuur even snel terug uit, en was alles onder controle. En Eddy zijn boekje was uit. Naderhand wordt duidelijk wat er aan deze interventie voorafging. In het huis was een meisje van 16, Joke, aan het babysitten op twee kindjes. Op de eerste verdieping was een televisietoestel geïmplodeerd, waardoor de vlammen algauw naar buiten sloegen. Afgesneden van de trap, vluchtte Joke met de kinderen het dak op. Buren en inmiddels ook de vader van de babysit probeerden tevergeefs om door de verzengende hitte naar binnen te geraken. Agent Wim kon één van de kinderen redden, via een raam van de buren, maar dan sneden de vlammen ook die vluchtweg af. Wat dan gebeurde, maakt het onderscheid tussen mens en held. Joke nam het kind in haar armen. Om te ontsnappen aan de vuurzee, sprong ze van het dak, negen meter naar beneden. Tijdens haar duik, zorgde ze dat haar lichaam de impact opving voor het kind. Daarmee raakte ze zelf zwaar gewond aan de rug. Later hoor ik dat zij een medaille heeft gekregen voor moed en zelfopoffering. Of dat waar was, weet ik niet. Maar het belangrijkste is dat ze er volledig is doorgekomen. Ook dàt weet ik niet zeker, maar ik geloof het graag. Moedig zijn, wil niet zeggen dat je niet bang bent. Moedig zijn, wil zeggen bang zijn, maar het toch doen. Foto "Het Nieuwsblad", Marc De Roeck Hoog tijd voor iets luchtiger nu... Zaterdagmiddag. Alarmoproep voor een schouwbrand. Niets spectaculairs doorgaans, tenzij hij doorslaat natuurlijk. Dan gaat het dak eraf... Gelukkig is dat eerder zeldzaam. We begeven ons naar Hove. Daar aangekomen, doet ieder zijn ding. Ik begin ook meer en meer mijn plaats te vinden in het gebeuren. Na jaren van twaalf stielen en dertien ongelukken, leek ik eindelijk mijn ding gevonden te hebben. De collega's beginnen de ladderwagen op te stellen. Ikzelf ga naar binnen met enkele collega's. Wat we doen, is eigenlijk niets meer dan een schoorsteenveger. Alleen staat ze bij ons in brand... Direct water aanbrengen in de schouw kan zeer gevaarlijk zijn. Door het omzetten van het bluswater in stoom, expandeert het tot 1700 keer zijn volume. De schoorsteen zou uit elkaar barsten, met alle gevolgen van dien. Dezelfde reden waarom je geen water in een brandende frietketel mag gieten. De stoom gooit het brandende frietvet in één gigantische vuurbal over alles heen wat in de buurt staat. Beetje educatief verantwoord intermezzo, het moet kunnen, nietwaar? Bon, we halen de brandende resten uit de kachel en verplaatsen hem, zodat we bij het rookkanaal kunnen. Via de ladderwagen wordt een stalen "spin", met een stalen bol als gewicht, in de schoorsteen neergelaten. Zo wordt alle brandende en smeulende "creosoot-afzetting" (we blijven wetenschappelijk bezig...) uit het rookkanaal geschraapt. Beneden wordt alles netjes opgevangen, verwijderd en afgeblust. Als quasi alles afgelopen is, staat er voor de deur een drietal persfotografen verzameld. Vreemd voor zo'n routineklusje... Er zal voor de rest niet veel nieuws te rapen zijn, zeker? De bewoners staan binnen te kijken hoe we ons werk doen. Ik weet niet hoe het op een ander gaat, maar wij hebben een bepaalde reputatie hoog te houden. Schade beperken tot een minimum, en de boel proper achterlaten in de mate van het mogelijke, zorgt overal voor tevreden klanten. Misschien doen we dat onbewust, om te compenseren voor de zuurpruimen die ons een noodzakelijk kwaad vinden, omdat we te snel rijden, teveel lawaai maken, 's nachts de mensen uit hun bed zetten, overdrijven.... maar ik wijk af. De man des huizes hoort mij mijmeren over de drie fotografen voor een klein klusje, terwijl we bezig zijn met opruimen. Hij vraagt ons of we wel weten waar we zijn? Ik antwoord negatief. Hoezo? "Dit is het huisje van Samson en Gert!" Blijkt dat het huis waar we bezig zijn, effectief gebruikt werd in het populaire kinderprogramma. De buitenopnames van de bekende deur waar je moet kloppen, "want de bel doet het niet...", worden hier in Hove ingeblikt! Dat is dus de reden dat er een levensgrote pluchen Samson, in een rieten mand, voor het raam ligt. De man vertelt ons dat schoolkinderen elke schooldag enthousiast waaiend voorbijfietsen. Leuk. Wanneer we buiten de beroemde voorgevel staan te bewonderen, komt één van de fotografen naar ons toe. "Zeg, mannen, kan één van jullie eens niet met die Samson voor de deur gaan staan? Da's leuk voor de krant!" Nu ben ik geen sensatiezoeker, maar ik ben zelden zo snel geweest om dat pluchen beest uit de woonkamer te halen. De gemiddelde rugby-match is er niets tegen... Ik heb op dat moment een dochter van een jaar of vier, are you kidding? De maandag erop in de krant: "Brand bij Samson! Hove - Samson knuffelt een brandweerman! Spannende toestanden, zaterdagmiddag ten huize Samson. De schouw van zijn huisje in de Leon Dumortierstraat vatte even vuur. De brandweermannen van Edegem klommen op het dak en blusten en reinigden de schoorsteen. En Samson zelf? Die bleef gelukkig ongedeerd en was tijdens het blussen niet van het venster weg te slaan. Toen de brandweermannen klaar waren, kregen ze stuk voor stuk een dikke knuffel van hem!" Van Studio 100 heb ik nooit wat gehoord. Maar sindsdien heb ik voor mijn dochter niets meer verkeerd kunnen doen... Samson en ik in de krant. Foto BFM Wat ik hieronder ga beschrijven, kan confronterend zijn, als je er ooit mee te maken hebt gehad. Ik ga de details proberen te vermijden, dat doet ook niets terzake. Het gaat mij om de manier waarop we ermee omgaan als hulpverleners, en hoe wij het verwerken. Heb je desondanks toch ergens problemen mee, laat het me weten. Ik wil niemand voor het hoofd stoten met deze blog. Enkel een beetje begrip losweken. Je kan ze niet allemaal redden, veronderstel ik. Soms nemen mensen drastische beslissingen in hun leven. Een dieptepunt bereiken in je leven, overkomt iedereen wel eens. Niet iedereen is even sterk om daarmee om te gaan. Ik probeer hier respectvol te beschrijven wat er gebeurt op zo'n moment. Het moment waarop je geconfronteerd wordt met dingen waar je niet op had gerekend... Een zaterdagochtend, nog voor zeven uur. Alarmoproep. Op het bord in de kazerne staat, naast het adres en het bordje "ongeval met geknelde", als extra informatie "trein". De meeste collega's weten wat dat betekent. Ik toen nog niet. Ik weet niet wat ik verwachtte eigenlijk. Er spelen verschillende scenario's door je hoofd. Een auto die door een overweg is gereden? Een passagier die verkeerd op het perron terechtgekomen is? Maar wat er écht gebeurd was, kon ik mij toen nog niet voorstellen. Aangekomen op de doorgegeven locatie, zie ik een Thalis stilstaan. Ambulancepersoneel houdt zich bezig met de bestuurder, die er maar bleekjes bijloopt. Voor we naar beneden gaan, nemen enkele collega's me apart. "De eerste? Ga mee naar beneden, en zie wat het met je doet. Gaat het niet, geen schande. Dan kom je terug naar boven, en neem je wat afstand." Beneden aangekomen, zie ik hem liggen. Half verstopt achter één van de wielen. Een lichtblauwe jeans, een witte t-shirt. De benen rond elkaar gedraaid, op een manier die je nooit op natuurlijke wijze kan nadoen. Een grauwe kleur, geen beweging. Dat kon ook moeilijk nog. Er was geen hoofd. Een mens is hier niet voor gemaakt. Mijn verstand stond op nul. Mijn vermogen om dit te bevatten, had behoorlijk wat capaciteitsgebrek op dat moment... Ik werd niet ziek, zoals je dat soms hoort, hoogstens wat bleekjes bij die aanblik. Eigenlijk had ik er weinig moeite mee, eens de eerste shock gepasseerd was. Het eerste dat er gebeurt op zo'n moment, is dat de betrokkene dood wordt verklaard. Elke interventie waar slachtoffers bij betrokken zijn, doen we in nauwe samenspraak met de medische discipline. Een levend slachtoffer, kan je er erger uithalen dan hij erin zit, als je niet weet hoe je met bepaalde letsels moet omgaan. Daar hebben wij niet voor geleerd, dat laten we aan de specialisten. Een aanpak die ook wordt gewaardeerd door het medische personeel, hebben we al ondervonden. Eens de dokter het slachtoffer dood verklaart, schermen we hem/haar af voor pottekijkers, of onschuldige voorbijgangers. Je zal op dat moment maar voorbijwandelen, onderweg naar, pakweg, de slager... Dat zijn taferelen waarvoor je beschermd wil worden, geloof me. Eens afgeschermd, begint het wachten. In zo'n geval, komt het parket ter plaatse, om de omstandigheden te onderzoeken. Hij was er vrij snel toen, er zijn momenten dat je er een paar uur op staat te wachten. Het treinverkeer ligt uiteraard stil op die lijn. In de meeste gevallen, ook op de naastliggende lijnen. Dit uiteraard om onszelf te beschermen. Dan komt het vervelendste... Het parket geeft de zone vrij, waarna wij mogen beginnen met bergen. Alles moet mee uiteraard. Voor alles ingepakt wordt, is er een "reconstructie", om er zeker van te zijn dat alles wel degelijk mee is. In dit geval viel dat mee. Er zijn gevallen waar het "spreidingsgebied" meer dan 100 meter bedraagt. Dat was nu niet zo, maar toch allerminst aangenaam. Eens de klus geklaard, worden de sporen en omgeving proper gespoten, pakken we in, en rijden naar de kazerne. Tot dan toe geen probleem. Je bent continu met iets of iemand bezig. Ik hoor collega's zeggen tegen elkaar, "die nieuwe kunt ge iets mee aanvangen precies, die heeft er ni veel last van". In de kazerne aangekomen, wordt er nogal wat afgelachen. Verhalen van vroeger, galgenhumor... De legendes kloppen, dat de brandweer een lugubere manier van verwerken heeft. Ik moet zeggen, ik schrok er een beetje van dat het echt bleek te werken. Dat is niet respectloos bedoeld, het is nodig om dit te kunnen doen. Tot dan, nog steeds geen probleem. Het valt wel op dat we langer in de kazerne blijven dan anders. Na goed een uur, nemen we afscheid. Tijd om huiswaarts te keren. In de auto begint het al... De stilte in de wagen, het gebrek aan interactie, doet de film van die ochtend terug afspelen. Ik merk dat ik de daver een beetje op mijn lijf heb. "F*ck man, wat was dàt?" Thuis aangekomen, slaapt mijn vriendin nog. Ik laat ze liggen, en zet mij in de zetel, in de woonkamer. Ik kijk naar de tv, zonder dat hij ingeschakeld is... Ik staar naar mijn handen. Dan ga ik de keuken in, en was ze grondig met zeep. Gek, want in de kazerne heb ik dat ook al een keer gedaan. Ondanks het feit dat we uiteraard handschoenen dragen tijdens zulke interventies. Handen afgedroogd, en terug de zetel in. Na een minuut of vijf, loop ik terug naar de keuken, en was mijn handen weer... "Mijn God, wat heb ik vastgehad vandaag?" Dit ritueel herhaalt zich nog drie keer, tot ik aan de afwas begin, omdat ik met mezelf geen blijf weet. Als mijn vriendin wakker wordt, en ze hoort wat voor interventie het betrof, wordt ze kwaad. Kwaad dat ik ze niet heb wakker gemaakt. "Zoiets moet ge ni alleen proberen te verwerken!" Het is een schat. Na de middag wordt ik opgebeld door Mil. "Hoe is't vriend?" Ik blijf wat op de vlakte. "Bwa, speciaal hé?" Mil lacht. "Hebt ge iets te doen? Dan gaan we ene drinken..." Ik kijk naar mijn vriendin, en ze knikt instemmend. Ze snapt het ritueel. Brandweervrouw, remember? Die middag overlopen we het gebeurde nog eens tussen pot en pint, met de vrienden die mij in het begin bij de brandweer hebben gehaald. Voor de eerste keer denk ik, "ik hoor erbij". Ik kan misschien begrip opbrengen voor de keuze van sommigen om er een eind aan te maken. Ik kan er echter geen begrip voor opbrengen, dat zoveel anderen het slachtoffer moeten zijn van die beslissing: De treinbestuurder, de lokale politie, de brandweer, een ambulance, een MUG, de spoorwegpolitie, de dienst die de slachtoffers ophaalt, ik ben de naam even kwijt, het parket, de passagiers op de trein, eventuele voorbijgangers... Wij vragen er niet om, om hiermee geconfronteerd te worden. Ik heb een verhaal gehoord van een machinist, die door de NMBS verplicht op pensioen werd gestuurd, nadat hij zijn achtste (!) persoon had aangereden. Dat kom je nooit te boven als mens, denk ik dan... Ik heb intussen al heel wat gelijkaardige situaties mee moeten gaan oplossen. En zoals ik eerder al zei, het wordt routine. Maar ik prijs me gelukkig dat er een team van "psychologen door ervaring" klaarstaat om mij op te vangen in geval van nood. Datzelfde tracht ik ook te doen voor mijn collega's. Enneuh, nog eens merci Mil. Een korte anekdote, maar iets waar weinig mensen van op de hoogte zijn. Iedereen kent de toogverhalen van de brandweer. Pompiers en pintjes, ze lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden, als je de legendes optelt. Ik kan u van die illusie afhelpen. Door de jaren is de brandweer sterk veranderd. Gemoderniseerd, en geprofessionaliseerd. Terecht ook. De verantwoordelijkheid die op onze schouders rust, zijn we ons terdege van bewust. Het is dan ook not-done, om onder invloed nog deel te nemen aan interventies. Dat wordt streng opgevolgd, en valt er, zoals in elke branche wel eens gebeurt, toch eens iemand door de mand, wordt daar niet licht overgegaan. Dat vergt echter een behoorlijke organisatie voor een korps dat op vrijwilligers is gebaseerd. Met speciale gelegenheden, zijn er altijd extra inspanningen om de opkomst te garanderen. Zo was er in 1999 de gevreesde "millennium-bug". Men vreesde dat de overgang van 1999 naar 2000, vreemde dingen kon veroorzaken. Technisch, omdat de computersystemen massaal gingen falen, maar ook psychologisch, door einde-wereld-adepten, die het lot van de maatschappij wel eens in eigen handen zouden kunnen nemen. Daarom werd vooraf gevraagd wie beschikbaar was tijdens die overgang. Het resultaat was navenant. Het grootste deel van ons korps heeft een oudejaarsavond gevierd zonder alcohol, feestjes bij familie werden opgezegd, of bij hén thuis georganiseerd in plaats van op verplaatsing. Er is zelfs onder een aantal collega's een gezamenlijk feestje georganiseerd in een zaal, in de buurt van de kazerne. Alles om snel en efficiënt te kunnen reageren op de voorspelde rampspoed. Ook daar hebben onze gezinnen zich uiteraard aan moeten/willen aanpassen. Gelukkig is de rampspoed uitgebleven, en zijn we zelfs niet één keer moeten uitrukken, in tegenstelling tot de meeste andere jaren. Een normale uitruk hebben we altijd wel, maar voor "speciallekes" zijn we met zijn allen toch bereid om iets extra te doen. Zonder dank. Kerstmis 1999. Een zware storm raast over het land. Ook Edegem-Hove-Boechout-Vremde-Lint, dat doorgaans redelijk buiten schot blijft, krijgt er goed van langs. In het oog van de storm, weet ik nu, wordt de seinkamer overstelpt met oproepen. Tientallen telefoons komen tegelijk binnen. Na een uur begint dat te minderen doorgaans, en krijg je al wat ademruimte tussen de telefoons door. Dan is het kwestie van de oproepen te verwerken. Bij een zware storm is dat doorgaans twee à drie dagen ploegen uitsturen om de schade te gaan aanpakken. De werking in de seinkamer tijdens zo'n storm, doe ik later nog eens uit de doeken. Tijdens deze storm, ben ik nog steeds een "bleuke", remember? Ik word opgeroepen, iets na de middag. Ik hoor aan de andere toon dan anders, dat het een groepscode betreft. Het korps bestaat uit drie pelotons, onderverdeeld in groepjes van zes. Je kan individueel opgeroepen worden, in groep, peloton of algemeen. Afhankelijk van de nood uiteraard. Aangekomen in de kazerne krijg ik mijn opdracht. Met Stefan gaan we een ploeg aflossen die al enkele uren aan het werk is. Men zet ons af aan de kantine van een plaatselijke voetbalploeg, waar de helft van de dakpannen gaan vliegen is. De twee mannen die afgelost dienen te worden, stappen in onze plaats in de camionette, en vertrekken. Werkende mensen, weet je? Na een paar uur interventie volgt dikwijls de dagtaak, waarna nog een paar uurtjes voor de brandweer geklopt wordt... Sommigen onder ons zijn écht superman hoor. Korporaal Eddy ziet ons staan, en legt zijn handpalm op zijn voorhoofd. "Oewisdanameugelak! Twië aspiraante...!" Niet dat Eddy iets tegen aspiranten heeft, maar je moet weten dat een aspirant-brandweerman een fiks aantal beperkingen heeft: geen ladders, hoogten, geen brandende woning betreden... De grootste risico's zijn verboden voor niet-volleerde pompiers. Logisch eigenlijk. Dus wanneer Eddy zag dat hij twee aspiranten kreeg, terwijl hij zelf al ettelijke uren was ingezet, kon hij daar niet bepaald mee lachen. Wat Eddy niet wist, was dat ik als (toen) dakwerker wel voor gekkere klussen had gestaan. Die mededeling, en het feit dat hij niemand anders hàd, zorgden ervoor dat hij het risico besloot te nemen, en mij naar boven te sturen. Een pannendak, twee hoog. Ik was redelijk gewend van met pannen te werken (het was zwarte "sneldek", voor de kenners), dus op één-twee-drie lag het dak terug dicht. Mocht het? Neen. Zeer zeker niet... (maar ik hoop dat de feiten verjaard zijn). Was het verantwoord? Absoluut. Was het een goed idee? Als je, als jong ventje bij de brandweer binnenkomt, heb je alles te bewijzen aan de "vasten". Ze vertrouwen je voor geen haar... En terecht. Samen uit, samen thuis is de gouden regel in brandweerland. Dat vertrouwen geef je niet zomaar aan iedereen. Ik heb mij die dag bewezen, aan één van de vaste waarden van het korps. Dat is goud waard. Dus ja, het was het zeker waard. De hele namiddag, en een stuk in de avond heb ik doorgewerkt. Normaal is er een regel dat, bij langdurige interventies, na ongeveer vier uur, iedereen wordt vervangen. Maar bij extreme situaties loopt dat natuurlijk uit. Dat had als resultaat dat mijn toenmalige vriendin thuis zwaar zat te panikeren... van een uur of drie in de namiddag, tot elf uur's avonds was ik weg. Mijn eerste mega-inzet. Behoorlijk trots, moe en voldaan, kom ik thuis binnen. Ik zie daar een hoopje ellende in de zetel zitten...Daar had ik niet op gerekend eigenlijk... "Waarhebjijheeldedaggezetenikwaskeiongerustenzewistenvanniksofzewildenhetnizeggen en..." Wow... Helemaal niet stilgestaan bij het feit dat, wanneer de brandweer weg is, er een thuisfront is, dat helemaal in het ongewisse is van wat er allemaal speelt. Is dat gevaarlijk eigenlijk? Je leest toch regelmatig over gesneuvelde brandweermannen... Ik ben die dag, kerstdag nota bene, weggegaan van mijn zwangere vriendin, voor acht uur, in gure weersomstandigheden... Het enige dat zij tot nu toe had gezien, was dat de gemiddelde interventie nog geen uur in beslag neemt. Blijkt dat ze naar de kazerne gebeld had, om te vragen of er misschien een ongeluk gebeurd was of zo? Het ongelooflijk subtiele antwoord dat ze kreeg, was "oh, maar dat mogen wij niet zeggen over de telefoon hoor!" ... Een simpele "neen" was ook voldoende geweest... Dat was de eerste keer dat ik mijn bieper een paar dagen uitgeschakeld heb gelaten. Voor de eerste keer heb ik toen besloten, om de interne vrede te bewaren in huis, en de brandweer even naar het achterplan te schuiven. Dat is niet gemakkelijk, maar zéér noodzakelijk soms. Er sneuvelen nogal wat relaties binnen de (vrijwillige) brandweer, dus je moet af en toe kunnen zeggen: gezin eerst. Als je deze blog in de gaten blijft houden, zal je merken dat ik doorheen mijn carriëre regelmatig al eens op de rem heb moeten staan. En dan praten we niet meer over enkele dagen... Foto Marc De Roeck Elke zomer zijn ze er weer. De wespen... Als er één taak is, die ze voor mijn part mogen afschaffen, is het de wespenverdelging wel. Maar het hoort erbij, en we voeren uit. Jaarlijks verdelgen wij zo'n 900 wespennesten. De ene al iets serieuzer als de andere. Bij mij is het tegen mijn zin. Nu heeft dat uiteraard wel weer een reden, want ik heb niet altìjd een hekel gehad aan die beesten... Mijn eerste zomer bij de brandweer. Ik sta erop voor wespen die avond. Zo werkt dat: je geeft voor een hele maand de dagen en shiften op wanneer je eventueel kan, en dan komt je naam op de lijst. Dagelijks zijn er drie shiften, die elk tussen de vijf en tien nesten verwerken. Da's veel, maar we hebben dan ook een groot grondgebied om te beschermen. Mijn maat voor die avond is Micha. Een jaar of twee voor mij in dienst gekomen, en niet veel ouder dan ik. We krijgen een zestal adressen mee om te verwerken. Ik, het "bleuke", heb te luisteren naar Micha. Zo gaat dat bij de brandweer: bij gelijkheid van graad, telt de anciënniteit. Vermits ik nog zo groen zie als de Hulk in zijn jonge jaren, is dat geen discussiepunt natuurlijk. Het klikt wel tussen ons. Ik laat mij natuurlijk ook niet kennen: hoogtes, laagtes, kruipen, noem maar op, ik ging ze zoeken, en ik deed mijn job. Nu komen we aan op een adres, waarvan men ons verwittigde dat het de tweede keer is voor hetzelfde nest, dat men beroep doet op ons. Dat kan gebeuren, maar is nooit prettig natuurlijk. We komen bij de brave man op zolder, om daar geconfronteerd te worden met de "twin towers" van de wespennesten... Gi-gan-tisch...Ik pas erin. Op de zoldervloer, waar het pannendak begint, over een lengte van 2,5 meter, en een 70-tal cm hoog. Maar: er is geen wesp te bekennen. Onze voorgangers hadden de job blijkbaar wél afgemaakt. Alles bleef stil op de zolder. Ik geef nog een lichte tik met mijn voet tegen de papier-achtige constructie. Je kan er alleen maar ontzag voor hebben. Buiten het feit dat ze weinig meerwaarde bieden aan de kringloop van het leven, zijn het toch fantastische bouwmeesters. Ik spreek af met Mich dat ik de nest zal verwijderen, dan zijn we zeker. Gelukkig zegt Micha: "doe toch maar een pak aan, je weet tenslotte maar nooit". De zolder had een valluik, met intrekbare trap. Die moest dicht uiteraard. Je weet inderdaad tenslotte maar nooit... Ik ben er hem nog dankbaar voor. Voor dàt gedeelte toch... Dus ik in mijn pak, de zolder op, trap omhoog getrokken, en luik dicht. Micha staat in de gang eronder, samen met de bewoner. Het peertje in de nok geeft ruim voldoende licht, om mijn job te doen. Ik zet mij op mijn knieën voor de nest. Gewapend met een plamuurmes en een vuilzak. Ik steek het plamuurmes in de nest, en neem er een fameuze hap uit. Op dat moment, wordt het zwart. Letterlijk. Duizenden wespen komen uit de gehavende nest gevlogen. ik val achterover van 't schrikken. De beesten gaan frontaal in de aanval. Ik zie niks meer. De zolder is volledig gevuld met geel-zwarte uniformpjes, die maar één doel hebben: hun nest verdedigen. Nu heeft ieder mens zijn paniekreactie. De ene pist in zijn broek, de andere blokkeert. Ik vloek blijkbaar. Ik vloek als een ketter... maar écht, als die brave man katholiek was geweest, hij zou nooit meer op zijn zolder durven komen na mijn ontwijding van al wat heilig is... Ik kan het ook niet helpen. Na mezelf terug onder controle te krijgen, beslis ik verder te gaan met mijn werk. Ik kan tenslotte het valluik toch niet openen met dit invasieleger in huis. Stukje bij beetje verwijder ik de nest, hop, de zak in. Ik hoor beneden Micha lachen. Ik zié hem over de grond rollen gewoon, de smeerlap... Nu ja, ik kan mij voorstellen dat het een merkwaardig luisterspel was net. Ik doe rustig verder, en zie de stroom wespen al aanzienlijk verminderen. Een massa van die beesten, valt al dood of stervende, op de zoldervloer. Toch gek. Huisje kapot: beestje dood. Een vreemde band tussen de twee. Maar ik blij uiteraard: liever zij dan ik. Tot op het moment dat ik iets voel... het kruipt over mijn haar, dan over mijn wang... Nee! Laat het niet waar zijn. Een moedig gestreept pyjamaatje heeft een doorbraak geforceerd aan de frontlijn, en zich een weg naar binnen gebaand. Micha blijkt de velcro-sluiting bovenop de helm van het pak, niet goed te hebben afgesloten... Ik zweer u dat ik die dag enkele nieuwe krachttermen heb uitgevonden... Het dilemma is: een wesp die steekt, scheidt een hormoon af, dat als een GPS werkt voor de collega's. Als je een wesp doodt, gebeurt datzelfde. Kiezen tussen Cholera en de Pest dus. Helemaal in paniek, beslist de wesp voor mij... Ik voel een stekende pijn onder mijn oog, op mijn jukbeen. Kort daarna nog eens op mijn wang. Een tweede heeft zijn weg dus ook gevonden...! Vergeet het, ik ben hier weg... Valluik open, en ik zie nog net hoe Micha en de eigenaar een spurtje inzetten naar buiten. Ik haal ze net niet in... Eens buiten, gaat het pak uit met een snelheid alsof het in brand stond... Ik zag er lief uit: een moderne Quasimodo, op stap met de plaatselijke hofnar: Mich schoot spontaan in de lach, elke keer als hij mijn gezicht zag... Sindsdien, moet ik bekennen, is mijn enthousiasme enorm gedaald als het op wespen aankomt. Mijn enthousiasme om met Micha ergens aan te beginnen echter nooit: daar heb ik intussen al behoorlijk wat interventies mee ingezet, de ene al wat spectaculairder dan de andere. En het velcro-incident, is die avond gearchiveerd in de kantine. Da's waar we alles van ons afzetten, om het niet mee naar huis te moeten nemen. In deze blog, gaan heel veel "mijn eersten" staan. Om de simpele reden, die spelen nog steeds regelmatig in mijn hoofd. Mijn eerste brand, mijn eerste ongeval met geknelde, de eerste dode, de eerste stervende, de eerste wespennest, ... noem ze maar op. Ik weet niet of dat voor iedere brandweerman geldt, maar het verloop van élke eerste keer weet ik nog perfect. Alles daarna wordt routine, waardoor de details verwateren. Mijn eerste brand, dus. Op een zonnige nazomerdag, ergens in de late namiddag, komt er een alarm binnen voor brand. Ik rep mij naar de kazerne, al iets georganiseerder dan mijn eerste poging... Aan de kazerne aangekomen, is het uitkijken geblazen voor de routiniers. Ga mee met de stroom, en sta zeker niet in de weg. Als je aarzelt, zit je bij alarm sneller in je kapstok, dan in een wagen... Tussen al dat geweld, probeer ik mij een weg te banen naar mijn kapstok. De routine zit er bij mij absoluut nog niet in... dat blijkt ook wanneer alle wagens vol blijken te zitten. Ik ga terug naar mijn kapstok. Maar terwijl iedereen die binnenkomt de andere kant oploopt, in de hoop toch nog een plekje te bemachtigen, neemt Lieven, één van de toenmalige conciërges, mijn arm beet, en duwt mij naar de tankwagen. "Grasbrand" zegt hij,"die vergeten ze àltijd". Inderdaad, later leer ik dat de procedure bij grasbrand is: pompwagen, materiaalwagen én tankwagen. Ik dus snel mee de tankwagen in, met Sergeant Fons aan het stuur, en mijn collega aspirant Stefan aan de andere kant. We zijn samen begonnen, en hebben zo ongeveer evenveel gezien tot dan toe. Fons, een medewerker van de gemeente, beveelt ons onderweg, kort en krachtig:"voeding". Ik bekijk mijn maat, die zijn schouders ophaalt... Ik draai me terug om, en stamel,"heu, hoe bedoel je?" Fons bekeek ons, alsof hij met twee kinderen op stap was... Ergens wàs dat ook zo natuurlijk. "Meent ge da nu? Hét belangrijkste bij elke brand, en da kent ge ni?!" Uiteraard voelden wij ons verschrikkelijk stom... Mijn rechtvaardigheidsgevoel, waarvan ik wat meer heb meegekregen dan de gemiddelde medemens, zo zal later blijken, begon al wat moeite te krijgen om stil te blijven... Gelukkig snapte Fons dat dat moeilijk aan ons gelegen kon hebben, en nam hij ons op sleeptouw. Zo hebben wij beiden onze eerste slang ooit aangekoppeld... Behoorlijk trots! Dan begon het leuke werk. Dacht ik... Het gras, waarvan sprake, was eigenlijk hooi. En dat lag binnen in een schuur. Je moet weten, een stapel of baal hooi, daar komt geen druppel water doorheen, dus dat moet allemaal opengetrokken worden met rieken (bij gebrek aan rollend materieel van de plaatselijke boer). Hard labeur, waar mij meteen duidelijk werd dat een pompier best wel fysiek en medisch in orde moet zijn. Jassen aan en gesloten, helmen op, zolang er bepaalde risico's aanwezig blijven. Ik denk dat ik toen 10 kilo ben afgevallen aan zweet alleen al... Stefan heeft toen de moed gehad om te gaan vragen of dat niet uit mocht, het was dik over de 20 graden toen. "Zeg, Fons", Fons bekijkt hem, en tikt tegen zijn helm. Stefan kent Fons al langer, ze werken samen aan de gemeente. "Seg, Fons, mag ik iets vragen?" Weer draait Fons zich om, kijkt hem streng aan, en tikt met de wijsvinger tegen zijn helm. Dan draait hij zich weer om. Stefan kijkt naar de twee collega's, Kris en Theo, die zichtbaar genieten van het schouwspel. Theo komt dichterbij, en fluistert: "Probeer eens met "Sergeant"..." Fons tikte niet tegen zijn helm om te zeggen dat we getikt waren, maar hij wees daarbij naar zijn graad, door twee horizontale, zwarte strepen aangegeven op zijn helm. Stefan kijkt naar mij, met rollende ogen... "Sergeant, mag onze jas niet uit, met dat weer?" Fons draait zich om, en antwoordt" tuurlijk Stefan, doe maar uit, 't is warm hé!" Kris en Theo gieren het uit, Fons doet rustig verder met wat hij bezig was, en wij twee, hebben net kennis gemaakt met de para-militaire hiërarchie van de brandweer... Later leren we hoe belangrijk dit is binnen de brandweer. De bevelen zijn kort en krachtig, staan niet ter discussie, en worden uitgevoerd zonder morren. Onze leidinggevenden hebben vertrouwen in ons als uitvoerders, wij in hen als strategen, die ons met hun bevelen behoeden voor onheil en met hun beslissingen grote en minder grote rampen in goede banen moeten leiden. En dat ik er nu zélf één ben, heeft daar niks mee te maken... ;-) Foto: Bwm Steve Vertessen, fotograaf Marc De Roeck Ik kreeg mijn kledij, helm en bieper. Spannend... Toen in die tijd, blonk de brandweer niet meteen uit in begeleiding van de nieuwelingen. Op mijn vraag "wat nu?", kreeg ik als antwoord "als't lawaai maakt, komde maar af hé! De rest zult ge wel zien". Ik herinner me niet precies meer hoe lang ik erop heb moeten wachten, maar op een zonnige ochtend, in een weekend, was het zover. Als er één ding is dat je moet weten, is het dat in de straten rond de kazerne toen een volledige wagenbemanning woonde. Zoals bij alle korpsen, zeker in het weekend geen probleem om voldoende mensen te hebben. Dat wil zeggen, als je verder woont dan twee straten ver, moet je je al behoorlijk reppen, wil je nog een rol van betekenis spelen. Dat wil ook zeggen, dat je een "strijdplan" klaar moet hebben, om zo snel mogelijk te kunnen vertrekken. Wat ik toen allemaal uiteraard niét wist... Ik lig in mijn bed, in ons appartementje aan het gemeenteplein. Boven binnenhuisinrichting Verbeeck, voor de locals onder ons. De bieper maakte toen eenzelfde geluid als bij de Quick, wanneer de frieten klaar zijn. Da's al niet te missen, maar bij de bieper kregen we een laadstation, dat lawaai maakte voor drie huizen naast elkaar... Dat eerste alarm vergeet je nooit! Paniek, door dat hels lawaai, met een versufte slaapkop al vloekend op de wekker kloppen, die maar niet wil ophouden... Ik lag letterlijk naast bed. Tot mijn toenmalige vriendin me er subtiel op wees, dat niet de wekker, maar de bieper ging. Ow... Direkt begon ik mijn kleren bijéén te zoeken. Een broek, check. T-shirt, check. Kousen... kousen? KOUSEN! Vergeet het. Geen kousen dan maar... Spurtje naar beneden, doch met niet teveel lawaai... mijn huisbaas woonde onder ons, weet je. De fiets losmaken was ook een avontuur... Maar gelukt. Sprintje trekken naar de kazerne nu. Mensen die me zien fietsen, bekijken me als een gek. En terecht een beetje denk ik. Eens in de Lentelei, één blok van de kazerne verwijderd, vliegen alle papieren van mijn werk, die ik de avond tevoren in mijn jas was vergeten, uit mijn jaszak, de straatstenen op. Even twijfelen... Misschien liggen ze er nog als ik terugkom...? Nee. Toch maar gestopt, om al mijn rotzooi op te rapen... Terug de fiets op, en mijn weg verder gezet. Aan de kazerne aangekomen, was alles stil... Ik val binnen in de kazerne, hijgend en puffend. Micha schrikt, en schiet dan spontaan in de lach... "Wat is't? Geraakt ge er wa moeilijk uit? Ze komen al bijna terug!" Sindsdien is mijn huishouden georganiseerd zoals in ieder brandweerhuishouden: Broek, t-shirt, beiden in de logische richting om aan te trekken, sokken er bovenop, niet in een bolletje, maar netjes naast elkaar in dezelfde richting als de rest. Schoenen zonder veters gekocht, en een vast beugelslot op het achterwiel van de fiets. Die overigens niet achter slot staat, maar tegen de gevel, in de richting van de kazerne. Sleutels aan een haakje naast de voordeur. In de kazerne, de broek over de laarzen getrokken, zodat je maar moet instappen in de laarzen, en de broek maar moet optrekken. De kinband van de helm gesloten, zodat je hem daaraan kunt meepakken, de jas mee in dezelfde hand. Het fluo-hesje opgerold in de ene mouw, de riem met bijl in de andere mouw. Een paar sokken in de laarzen, voor op zomerse dagen als ik zonder sokken op stap ben, of om eens te wisselen bij langdurige interventies... Handschoenen in de jaszak. Het lijkt, voor een buitenstaander, een psychotisch ritueel. Maar elke brandweerman weet dat het seconden oplevert. En elk slachtoffer weet, dat seconden het verschil kunnen maken tussen leven en dood. Ik ga een paar jaartjes vooruit in de tijd met deze. Het is zo'n maf verhaal, dat ik er niet mee ga wachten tot de tijdlijn ze toelaat... Noem het maar weer een verhaal in de kantlijn. In Edegem viert men St Barbara, de patroonheilige van de brandweer, steevast de eerste zaterdag van december. De collega's van Kontich, tot voor enkele jaren, de eerste zondag van december. In Kontich is dat vrij toegankelijk voor publiek, in tegenstelling tot Edegem. Traditiegetrouw gaan wij met een stevige delegatie en gewoonlijk dito kater, mee vieren met de collega's daar. Eén keer in de vier jaar komt het voor dat de eerste zondag, vóór de eerste zaterdag valt. Dat was dus het geval in 2002. We komen zondag aan in Kontich, en enkele collega's zitten daar al op ons te wachten. Eén van hen is korporaal Guy. Heel goed ken ik hem niet, maar ik sla er een babbeltje mee. Hij vertelt me dat hij een BOB heeft meegebracht, en daardoor ook eens een pintje kan drinken. Hij wijst naar een tafeltje naast ons. Daar zit een hoopje ellende, eenzaam op een stoel, met een colaatje. Ik besluit van een praatje te maken, ze lijkt er niet veel volk te kennen. Geheel belangeloos, uiteraard... Ze heet Sabrina, en is de avond tevoren uitgeweest. Vandaar haar niet zo heel frisse verschijning op dat moment. Ze blijkt in Karick in Kontich geweest te zijn, een jeugdclub waar ik ook quasi elk weekend zat. Ook in Limerick kwam ze, vroeger zowat de eerste toog waar ik aangezeten heb. (Ook niet helemààl waar, maar kom...) Stof genoeg dus voor eigenlijk een heel leuk gesprek, dat zowat de rest van de avond duurde. Tot groot jolijt van de collega's natuurlijk. De opmerkingen, stijl "ga een kamer huren", lieten natuurlijk niet lang op zich wachten. Maar we lieten het niet aan ons hart komen: het klikte wel. We maakten een afspraak, de volgende vrijdag, in Karick in Kontich. In de loop van de week erna, keek ik toch wel bijzonder uit naar mijn date van vrijdag. Maar ik zweeg in alle talen tegen korporaal Guy. Uiteindelijk werd het vrijdag. Ik stap Karick binnen met Kris, mijn peter bij de brandweer. Het volgende tafereel komt zo uit "grease" weggelopen... Ik hou me stoer, tikje macho, al val ik dan uiteraard onmiddellijk door de mand. Ik ben daar geen figuur voor... het moment dat ze me ziet, verwittigt ze haar "bende", en beginnen al die grietjes spontaan te fezelen en te giechelen... aandoenlijk om te zien waarschijnlijk... Het stond toen in de sterren geschreven wat er die avond zou gebeuren. De eerste kus volgde niet veel later. Sabrina, dochter van een ervaren brandweerkorporaal, heel haar leven in de herfstlei gewoond naast de kazerne, tussen de "eerste golf" van pompiers, wist natuurlijk dat de volgende dag St. Barbara werd gevierd. Een chique bedoening bij ons, compleet met zoveel-gangenmenu. Ze glansde dan ook, en antwoorde ja voor ik mijn zin afmaakte, toen ik haar vroeg of ze me wilde vergezellen op ons jaarlijks bal. De dag erop, haal ik haar thuis op. Haar ouders zijn reeds vertrokken, richting Salons Lengléz, net over de gemeentegrens in Mortsel. Guy en zijn vrouw weten niet dat Sabrina er ook zal zijn. Laat staan dat ze weten dat we intussen een pril koppel zijn... Aangekomen aan de zaal, geven we onze jassen af, ik mijn kepie, aan de vestiaire. Dan komen we, arm in arm, de zaal binnen. Guy zit aan een tafel met zijn echtgenote Chris, korporaal Eddy, zijn neef, met partner Amelia. Ze verslikken zich net niet in hun glas Cava... Wij zetten ons aan een andere tafel goed in het zicht van de ouderlijke tafel. Later zal ze me bekennen dat het er een béétje om gedaan was. Ik ben verschrikkelijk zenuwachtig, met vier paar ogen die in mijn rug priemen. Zo vlot onze babbel ging een week eerder, zo stroef en zenuwachtig verloopt het tafereel nu. Aan de tafel van korporaals Guy en Eddy, wordt amper een woord gezegd. Tot Sabrina op een gegeven moment het initiatief neemt om de boel te ontmijnen... ze legt een hand in mijn nek, trekt mij dichterbij, en geeft me een lange, passionele, doch zedige kus. Vanaf dat moment, valt de wereld terug op zijn normale routine aan de ouderlijke tafel... Het bestek begint te rammelen, de glazen klinken, en het gesprek komt op gang. Hoe stom, en hoe snel het kan gaan, drie jaar later traden we in het huwelijk, in het gezelschap van een massa collega's, vrienden en familie... Dit verhaal is de start van de rode draad doorheen deze blog, ik beloof dat ze nog dikwijls terugkomt. Foto "Snelle" Eddy Weyn Hoewel mijn vrienden er niet echt in geloofden, ging ik ervoor. Het gesprek was positief, het medisch onderzoek ok. Nu de fysieke paraatheid nog. Nu ben ik nooit echt een sportieveling geweest... Met de turnles op school was ik steevast de voorlaatste die gekozen werd, voor het dikkerdje... Ik was met voetbal steeds de keeper, die wegdook van de bal... Ik neem nu nog steeds de auto naar de bakker om de hoek. Het zit in je, of niet veronderstel ik. Los van mijn fysiek, beschik ik wel over een groot uithoudingsvermogen. Toen streed ik voor wat ik waard was, en ook nu nog. Ik ben een klassieke "luierik", maar ik ben met mijn mannen wel tweede geëindigd met de torenrun in 2012, met interventiekledij en ademlucht naar de 15de verdieping lopen. Drie seconden na de gladiatoren uit Antwerpen, en een twintigtal andere korpsen achter ons latend... Dus als het moet, kan ik het wel. Toen ook dus, op die bewuste donderdagavond. Om 20:00u moest ik mij aanbieden in de kazerne, bij korporaal André. Om 18:30u stond ik achter de kookpotten, een lekkere maaltijd te bereiden voor twee vrienden en mezelf. Aardappeltjes, en voor de eerste keer in mijn jonge leven: verse forel in de oven. Voor de eerste keer te zijn, was het er bonk op. Iedereen heeft een extra portie genomen, en likte duimen en vingers af! Dat was ik ook aan het doen, toen ik om twee minuten voor zeven telefoon kreeg. De kazerne, met de vraag waar ik bleef... "Was dat niet om 20:00u?" Neen dus... Ik in zeven haasten naar de kazerne, waar men al stond te wachten. Met zeven waren we, de lichting nieuwe recruten. Men stond mij uiteraard op te wachten. Eerste onderdeel: de loopproef. Binnen een bepaalde tijd moet men rond de blok lopen. Men een volle maag, begin ik aan de proef. Zwoegend en zwetend kom ik langs de andere kant van de kazerne aan... Binnen de tijd! Ik ga over de finish, en loop rechtstreeks door naar het toilet in het torentje van de kazerne. Die forel is onderweg danig beginnen protesteren... zo erg dat hij terug naar boven kwam gezwommen! Een loopwedstrijdje als je net goed hebt getafeld, blijkt een slecht plan. Geen, of toch weinig geluid gemaakt, alles proper en op orde, kom ik zo onopvallend mogelijk uit het toilet. Hopend hiermee weg te komen. Dat zou nog al een binnenkomer zijn anders... Het lijkt erop dat het gelukt is! Forel bevrijd, geen commentaar, klaar voor de volgende proef. De balk. Over een balk van vier meter lang, op ongeveer een meter hoogte, moet men binnen een bepaalde tijd heen en weer lopen.Als ik het mij goed herinner, een keer voorwaarts, een keer achterwaarts. Vlak voor ik aan deze proef begin, wijst de korporaal een deur aan: "Als't nodig is, dààr is ook een wc hé!" ... De rest van de proeven verliep probleemloos, en niemand heeft er ooit nog wat over gezegd... Bedankt korporaal ;-) Af en toe ga ik er een tussen-anekdote bijstoppen, die een beeld schetst van de mensen waar ik over praat. Paul van brandweer Schoten bijt de spits af. Als hij me niet had aangesproken in café Ackerbilck, was ik misschien nooit bij de brandweer gekomen. Paul is een ongelooflijk gezellige vent. Goed in zijn vel, veel lawaai als hij in zijn nopjes is. Zoals heel veel pompiers weet ik nu... Het is door de sociale uitbundigheid van zulke lolbroeken, dat vreemden nog met elkaar praten. Ik heb ook gemerkt dat, ondanks de afstand tussen Schoten en Edegem, Paul met elke gebeurtenis in Edegem, of elke uitstap, wel bij de mannen van Edegem te vinden was. De humor was van het niveau "borsten-en-billen"... en daar was niks mis mee... Dat konden we allemaal wel smaken. Maar het is om die reden dat ik een heel ander beeld had van zijn bijnaam, "Pol De Mol". Ik zocht eerder seksueel getinte verklaringen, waar ik het fijne misschien niet wilde weten... Ik was nog jong, weet je. Uiteindelijk stelde ik toch de vraag eens, waarop hij uit zijn auto een krantenartikel ging halen (veel pompiers zijn daar gevoelig aan, artikels waar zijzelf of hun korps instaat). Het blijkt een mooi verhaal te zijn dat erachter zit... De brandweer van Schoten wordt opgeroepen voor een instorting. Of dat nu door een ontploffing was of iets anders, weet ik niet juist meer. Feit was dat er van de betreffende woning niets overeind bleef. Bij aankomst krijgen de Schotense spuitgasten te horen dat er een vermiste is... Samen met zijn collega's vliegt Paul erin. Hij kruipt door openingen in het puin, in de hoop het slachtoffer nog levend terug te vinden. Dat doet hij... Onder het puin van de woning, amper voor-of achteruit gerakend, houdt Paul een hand vast van het vermiste meisje. Met een berg puin tussen hen, zien ze elkaar niet. Maar ze is betrekkelijk ok, gezien de omstandigheden. Paul verwittigt zijn collega's, die nu weten waar ze moeten ruimen om het meisje te bevrijden. Daar zijn ze enkele uren zoet mee. Al die tijd, laat Paul de hand van het meisje niet los. "Ha nee, ik had da beloofd hé!"Eens ze bevrijd is, is ze haar redders in het algemeen, en Paul in het bijzonder enorm dankbaar. Dat niet alleen, ze blijken elkaar te kennen ook, wat het geheel nog wat emotioneler maakt. Een dag nadien in de krant: het bewuste artikel dat al die tijd bij Paul in de wagen blijft: "Menselijke Mol redt meisje", en een eervolle bijnaam is geboren. Na enkele weken, en regelmatig met die olijke bende op stap te gaan in Ackerbilck en De Pelgrim, is het bal in Borsbeek. Uiteraard ga ik mee. Ik heb de smaak te pakken... :-). Daar aangekomen, zitten we aan een langgerekte tafel met iedereen van Edegem. Patje, Dré, Tom, Mil, Kris, Francis, Flor, Kurt, al dan niet met bijhorende dame: Kristel, Els, Wis, Natasja,... Weer een twintigtal in totaal. Deze keer is ook de commandant van de partij. Swake weet dat er een alarm is in Edegem. Die zit meer dan een uur aan tafel, de bieper tegen zijn oor aangedrukt. In de vroegere biepers zat een scanner ingebouwd, waarop je het radioverkeer kon meevolgen. Regelmatig geeft hij een update over de lopende interventie aan de anderen. Daar had ik eerlijk gezegd nog niet bij stilgestaan... Ik zag regelmatig de kameraden vertrekken als de biepers gingen. Een stofwolk achterlatend... de deur nog net in zijn hengsels. Maar nu zitten we in Borsbeek... Wat bij alarm? Men stelde mij gerust, dat er thuis voldoende volk achterbleef. Het korps telde immers een 90-tal manschappen... Dat zat wel goed. Blijkbaar was dat de trigger...: Tot dan toe had men mij niets gevraagd, of gezegd. Gewoon fun en lachen (daar ben ik altijd redelijk goed in geweest...). Maar nu had ik zelf de aanzet gegeven... Ik stel een vraag over de werking... interesse! We zitten aan tafel te praten, als de commandant voorbijstapt. Hij vertrekt net naar huis. Tom zegt tegen hem, wanneer hij voorbijkomt: "Commandant, dit is David, uw nieuwste recruut!" Ik schrik, en slik... "Wat?" (Het liedje "bij de rijkswacht" van de Strangers spookt door mijn hoofd: "mor, mor, ik kan ni zwemme!) De commandant bekijkt mij, zoals alleen hij dat kan heb ik later door, van boven tot onder. Zonder een woord te zeggen tegen mij, draait hij zich terug naar Tom, en zegt: "Dan moet hij zijn oorbel uitdoen"... waarna hij zijn weg naar buiten verderzet. Tom lacht, "voila, nu weet ge't!" De rest van het feestje was één lange vraagbaak. "Hoe werkt dit, hoe moet dat? Hebben jullie zus en wat als zo...?" Mijn hoofd zat ineens vol met vragen. "Ikke? Broederke van liefde? Da meende golle ni hé"... De Strangers hielden mij de rest van het weekend verder gezelschap. Die maandag zat ik in het bureau van de commandant. Zonder oorbel... Een spelletje biljart, in café Ackerbilck in Edegem. Het dorp waar ik ben opgegroeid. Brandweer was me vreemd, een ver-van-mijn-bed-show, zoals het leger. Je weet dat het er is, maar waar? Wie? Hoe? Nooit bij stil gestaan. Een viertal mannen staat aan de toog, mannen in uniform. Eén van hen doet wat lacherig over mijn Beerschot-sjaal. Tja, 1998-1999 is nu niet bepaald het beste seizoen van mijn favoriete club... Ik ben het onderhand gewend. Buiten mijn grote klep soms, ben ik helemaal niet agressief, dus ik kan er best om lachen. Ik maak er zelfs mee wat grapjes over, da's altijd beter dan ermee te wenen, denk ik maar. Dit appreciëren de mannen wel. Ze blijken allevier brandweermannen te zijn. Drie van Edegem, één, de uitlacher, van Schoten. Ze bieden mij een glas aan, waar ik graag op in ga. Na nog een paar glazen, vertrekken de mannen, naar een bal of zoiets. Strak in uniform. Toffe gasten...! Een week of wat later, café Ackerbilck. Wie zit er op het zelfde plekje aan de toog? De vier pompiers van de week ervoor. Ze groeten me hartelijk, en ja, drink eentje mee... Op mijn vraag wat ze daar weer zitten te doen, in uniform, antwoorden ze dat ze, net als de week ervoor, naar een bal gaan. Dat blijkt een traditie te zijn: elk korps heeft zo zijn jaarlijks bal (behalve Edegem, zo blijkt), waar dan de collega's van de omliggende korpsen heengaan. De vier (Mil, Tom en Patje van Edegem, Paul van Schoten), vragen me of ik al plannen heb. Anders ga ik toch gewoon mee? Waarom niet... Op het bal (van Schoten, geloof ik...) aangekomen, blijkt al gauw dat de delegatie van brandweer Edegem aanzienlijk is. Een twintig-vijfentwintigtal Edegemnaars, brandweerlui met hun echtgenotes/vriendinnen. Een leuke bende, en veel plezier gemaakt. De "bodega" blijkt een leuk, maar gevaarlijk ritueel te zijn... Dat gaat zo: "Ik moet gaan plassen"... "Goh, ik ook..." "David, moet gij ook ni?" Waarop ik "Neenee..." mezelf afvragend wat hen bezielt. "Ik zie toch in uw ogen dat het aan't opkomen is..." "Maar nee..! Zot!" Tot uiteindelijk mijn lief tegen me zegt: "ga toch gewoon mee, onnozelaar!" En zo verdwijnen alle mannen de bodega in, om daar de brandweercocktail bij uitstek te gaan drinken, "pompierke". Het was een geweldige avond, en voor herhaling vatbaar... |
David PoppeVrijwillig brandweerman sinds 1999. Met vrouw en kindjes als conciërge in de kazerne sinds 2007, sergeant in 2008. Archieven
Mei 2020
|