In 2008 werd ik bevorderd tot sergeant. Daar waar de wetgeving tegenwoordig zegt dat er een onderofficier op de eerste wagen moét zitten, werd daar vroeger heel anders mee omgegaan. De eerste paar jaar reden wij uit met een dienstvoertuig, vergezeld van een officier die ook rechtstreeks ter plaatse kwam. Zo konden wij de stiel van de niet-prioritaire interventies leren: beslissingen nemen, de nodige middelen bepalen, de juiste diensten laten verwittigen, opschalen of niet, ... Op ons grondgebied is namelijk het gros van de oproepen prio 2 of 3, wat wil zeggen dat je daar geen volle vrachtwagen met lawaai voor over de vloer krijgt. Voor Prio 1 interventies waren we uiteraard ook onderofficier van dienst, maar in het begin onder de hoede van een officier die de lakens uitdeelt. Hoewel men het niet van zin was, heeft men op een gegeven moment toch beslist om de laatste lichting onderofficieren weekeinddiensten te laten draaien zonder backup van een officier. Beetje nood breekt wet, want het officierenkader was gereduceerd van 6 naar amper 3: twee officieren zijn op welverdiend pensioen gegaan, terwijl onze commandant als adviseur van Minister Jambon op het kabinet van Binnenlandse Zaken is gaan werken. Zo kwam het dat ik mijn eerste solo-vlucht als onderofficier bij de brandweer maakte op vrijdag 30 januari 2015, rond 17u30. Hoe ik dat zo precies weet? Wel, het heeft in alle kranten gestaan... Op die zonnige vrijdag werd ik opgebeld door onze commandant met de vraag of ik wat vroeger de dienst kon overnemen. Normaal was dat om 19u00, maar hij stopte graag om 16u om naar de kust te rijden voor't weekend. Geen probleem voor mij, ik was thuis, en enthousiast om mijn eerste weekend zonder "chaperon" in te zetten. En dan ging de telefoon. We waren ook van dienst als conciërge op dat moment, dus mijn echtgenote neemt de telefoon op terwijl ik een pret-kreetje onderdruk. "Goedemiddag, brandweer Edegem" begint het. "Zware rookontwikkeling ..., dertigtal kinderen..., onbekend aantal volwassenen..., Evacuatie ingezet, ... Je zag mij krimpen per zinsdeel dat Sabrina herhaalde. Het bleek te gaan om een tennisclub, de club waar ook mijn zoontje bij aangesloten was. Ik kan vertellen dat zulk een melding je haren al ten berge doet rijzen zónder dat die persoonlijke link aanwezig is. Kan je voorstellen hoe ik me voelde. X-aantal blogs geleden deelde ik een interview met mijn echtgenote waarin ze lacherig vertelde dat ik nog steeds de trap afrén, hoewel ik in de kazerne woon en altijd eerst ben. Ik heb die oproep geen trap geraakt onderweg naar de kleedkamer. Snel in de kledij gesprongen, de commandowagen in en vertrekken. Ik ben een voorzichtige chauffeur. Ik rijd zelden te snel, ben zo elegant mogelijk in het verkeer, maar ik heb mij onderweg naar die interventie drie keer binnensmonds verontschuldigd tegenover de andere weggebruikers... Nogmaals voor die mensen: sorry. Aangekomen op de plaats des onheils begin ik te verkennen. "Zijn de kinderen buiten?" "Weten we niet"... "Hoeveel volwassenen?" "Geen idee". "Stroomvoorziening en gas?" "Daar in de kelder"... De man (of vrouw, ik zou het echt niet meer weten) wijst in de richting van een keldergat waar een zwart-blauwe rookkolom zich naar buiten perst. De kantine was inmiddels wel leeg wist men, maar ook daar kwam een dikke, vette rook uit alle open ramen naar buiten. Rook uit de kelder, rook uit de eerste verdieping, niet goed. De technische ruimte en een bergplaats was de zone waar de rook beneden vandaan kwam. Daarnaast waren echter verschillende kleedkamers die onbereikbaar waren door hitte en rook. De eigenaar had geprobeerd op zoek te gaan naar vermisten, maar stond hoestend voor mij, zijn gezicht zo zwart als een hoge hoed. Hij probeerde terug naar binnen te lopen, maar ik kon hem tegenhouden. Hij zou vermoedelijk niet meer teruggekomen zijn. Inmiddels waren daar de collega's toegekomen. In onze eerste hulpwagen had iedereen reeds perslucht aan, zoals ik over de radio gevraagd had. Die begonnen onmiddellijk met een eerste verkenning richting de brandhaard in de kelder, gewapend met een hoge-drukslang. Ondertussen kwam ook de wagen van Post Kontich aan met adjudant Dave, die waren opgeroepen als Snelste Adequate Hulp. Een zegen op dat moment. Ik sprak af met de adjudant dat zij de eerste verdieping verkenden, terwijl wij ons verder concentreerden op verkenning van de sportzalen op het gelijkvloers en het vinden van de brandhaard in de kelder. Ondertussen nog maar versterking laten aanrukken gezien het aantal potentiële slachtoffers, terwijl de adjudant zich terecht de vraag stelde of dit wel iets was om zonder officier op te lossen...? Goed punt, dus terwijl hij zijn officier verwittigde, liet ik hetzelfde doen door onze seinkamer. Onze mensen werkten zich uit de naad om tot bij de vuurhaard te geraken, maar moesten passen vanwege de verzengende hitte. Inmiddels was lage druk afgelegd (voor de kenners) en werd zo dicht mogelijk postgevat bij het brandende lokaal. De kleedkamers waren nog steeds onbereikbaar voor een verkenning, wat maakte dat de stress en zenuwen nog tastbaar waren. Het enige dat we voorlopig konden doen was rookgassen koelen om te trachten verdere escalatie te voorkomen. Inmiddels waren de collega's van Kontich verder kunnen binnendringen in de kantine, waar je ondanks de grote ramen ook geen hand voor ogen zag door de rook. Hierdoor dacht ik dat de brand was doorgeschoten naar de eerste verdieping, zulke zware rookontwikkeling kon moeilijk anders verklaard worden. Plots zie ik dat de rook door de openstaande ramen naar buiten geperst wordt: grote bloemkoolachtige wolken banen zich een weg naar buiten. Dat is niet ok. Ik roep onmiddellijk op tot terugtrekken naar de verkenningsploeg boven, de kans op een flashover is reëel nu, dan wil je geen mensen binnen hebben. Beide officieren zijn ondertussen gearriveerd, wat de druk op mijn schouders behoorlijk verminderd. Kpt. Bart was eerst ter plaatse, waardoor die de aanval verder begon te coördineren. Onze eigen kpt. Tom nam het strategische voor zijn rekening met slachtoffers/vermisten, indeling van het gebouw en ingezette middelen/diensten. Dat geeft mij de vrijheid om ook eens te polsen natuurlijk. Ik hang een persluchttoestel om, adopteer een vrijstaande pompier van Kontich en duik de kelder in. Beneden zag je effectief geen hand voor ogen. Op handen en knieën vorderen, de slang volgen tot aan de ploeg die aan het koelen was. Een snelle verkenning van de direkte omgeving moest ik opgeven vanwege de hitte. dus terug naar boven voor een sit-rep (Situation Report) aan de kapitein. Met de info van de uitbaters en onze eigen verkenning hebben we ons een beeld kunnen vormen van de situatie beneden. Maar dat veranderde de zaak niet: naderen was not done. Gelukkig kreeg ik na een goed uur interventie te horen dat alle kinderen terecht waren. Ik kan vertellen dat er een behoorlijk pak van mijn schouders viel toen dat bericht me bereikte. De volwassenen echter, dat wisten we niet. Tot na nog eens een uur eindelijk een ploeg was kunnen doorstoten tot de kleedkamers, en een snelle verkenning heeft kunnen uitvoeren. Vermoedelijk geen slachtoffers... Oef. Nog niet zeker, maar toch. Inmiddels was onze conciërge-dienst afgelopen, en kwam Sabrina langs met drinken. Ze had de kindjes bij, die behoorlijk onder de indruk waren van het gebeuren. Amber kwam naar me toegerend toen ik achter de ladderwagen uitkwam om rond mijn nek te vliegen. Sabrina echter sporong als een volleerde WK-keeper, in slowmotion terwijl ze "Neeeeeeeeeee"... riep, om amber voor mij weg te plukken alvorens ze me kon omhelzen. Een beetje verbouwereerd besefte ik wel waarom... Ik zag, net als alle collega's trouwens, zo zwart als pek en was plakkerig bezweet... Geen knuffel dan maar. Op een gegeven moment geraken we stilaan dichter bij de brandhaard. De brandstof zal wel stilaan beginnen minderen waardoor de alles verschroeiende hitte ook stilaan wat minder wordt. Ik ga op een gegeven moment naar de kelder samen met Gunther en Steve om een ploeg af te lossen. Ik zeg tegen hen: "Nu gaan we hem pakken hé, ik ben hem wat beu!" Enig gevoel voor Hollywood-oneliners was mij niet vreemd... Ik ben met hen naar binnengegaan en heb samen met hen de vlammen bedwongen. Eindelijk. Volgens hen was het een geweldig spannende ervaring, die omstandigheden komen we niet alle dagen tegen, en hem dan nog uitkrijgen, geweldig! Althans, zo dachten wij er toch over... Want achteraf heb ik nog minstens twee personen horen zeggen dat zij diegene waren die naar binnen zijn gegaan om het beest te pakken... Waren wij niet eerst? Of hadden wij net de voorbereiding gedaan voor zij die na ons kwamen? Op zich maakt het niet uit, en uiteindelijk doet dat niets af aan het gevoel dat we een beestige brand in bedwang hebben gekregen. Het feit dat je niet kan opmaken wie hem nu precies heeft geblust zegt iets over de omvang. Simpel: het team heeft hem uitgekregen.
Toen de vlammen beneden waren bedwongen bleek dat boven helemaal geen brand had gewoed. Een leidingschacht leidde de rook rechtstreeks van een technische ruimte naar de kantine, waar die niet meer wegkon. Niet minder gevaarlijk, maar wel maf om te zien hoe je kan misleid worden. Beneden konden we eindelijk een deftige verkenning doen. Wetende dat als we iemand vonden, die niet meer onder ons zou zijn... Gelukkig was er geen enkel slachtoffer te betreuren. Door de opbouw beneden en de locatie van de brand, hadden achterblijvers daar als ratten in de val gezeten. De eigenaar die ik in het begin naar het ziekenhuis heb laten afvoeren mag zichzelf op de schouder kloppen. Vermoedelijk door zijn actie is iedereen tijdig buitengeraakt. Iedereen content van een zware maar veilig uitgevoerde interventie, en een goede samenwerking tussen twee brandweerposten. Én geen slachtoffers, wat een wonder mag heten. Ondanks dat alles hebben we ons wel moeten verontschuldigen bij de uitbater. Tegen het einde van de oefening heeft een relatief nieuwe brandweerman de opdracht gekregen om te zorgen voor eten voor de manschappen. Bedoeling was dat die iets liet regelen door de seinkamer. Maar onze enthousiaste doch naïeve vriend dacht dat het sneller opgelost zou zijn door de voorraad worstjes, Leo's en suikerwafels uit de kantine uit te delen aan de hongerige meute. Die namen zijn aanbod gretig aan natuurlijk, niet wetende waar dat vandaan kwam. Toen ik, met een halve suikerwafel in mijn mond tegen sergeant Gert zei: "Dat heb je goed geregeld", en die antwoordde met een mond vol zwanworst: "Ik heb nìks geregeld, komt dat niet van jou...?" ... begon ons te dagen wat er gebeurd was... Geen reclame, en not done, hoewel het met de beste bedoelingen gedaan was. Gelukkig maakten de uitbaters er geen punt van. Natuurlijk hadden die andere zorgen dat moment... Het verlies van een doos worstjes en wafels zal vermoedelijk niet opwegen tegen het potentiële verlies van een leven, of hun club... Al bij al, een zware ervaring, maar ongelooflijk veel geleerd daar. Iedereen heeft zich kapotgewerkt toen: sgt'en Gert en Kurt om hun ploegen aan te sturen, de mannen van Kontich op de eerste verdieping en later mee in de kelder, de adjudant Dave die méér dan welkom was aan het begin van de interventie, bwm Francis met zijn spontaan opgebouwde persluchtnest (hij zou me wat doen als ik dat zou vergeten te vermelden...). Zwarte sneeuw gezien met de collega's, de stress van niet te weten of er slachtoffers -kinderen- aanwezig waren, de frustratie van het niet kunnen naderen van de vuurhaard, de euforie van de overwinning, alles is de revue gepasseerd. Weer eentje om niet te vergeten...
0 Comments
|
David PoppeVrijwillig brandweerman sinds 1999. Met vrouw en kindjes als conciërge in de kazerne sinds 2007, sergeant in 2008. Archieven
Mei 2020
|