Wat ik hieronder ga beschrijven, kan confronterend zijn, als je er ooit mee te maken hebt gehad. Ik ga de details proberen te vermijden, dat doet ook niets terzake. Het gaat mij om de manier waarop we ermee omgaan als hulpverleners, en hoe wij het verwerken. Heb je desondanks toch ergens problemen mee, laat het me weten. Ik wil niemand voor het hoofd stoten met deze blog. Enkel een beetje begrip losweken. Je kan ze niet allemaal redden, veronderstel ik. Soms nemen mensen drastische beslissingen in hun leven. Een dieptepunt bereiken in je leven, overkomt iedereen wel eens. Niet iedereen is even sterk om daarmee om te gaan. Ik probeer hier respectvol te beschrijven wat er gebeurt op zo'n moment. Het moment waarop je geconfronteerd wordt met dingen waar je niet op had gerekend... Een zaterdagochtend, nog voor zeven uur. Alarmoproep. Op het bord in de kazerne staat, naast het adres en het bordje "ongeval met geknelde", als extra informatie "trein". De meeste collega's weten wat dat betekent. Ik toen nog niet. Ik weet niet wat ik verwachtte eigenlijk. Er spelen verschillende scenario's door je hoofd. Een auto die door een overweg is gereden? Een passagier die verkeerd op het perron terechtgekomen is? Maar wat er écht gebeurd was, kon ik mij toen nog niet voorstellen. Aangekomen op de doorgegeven locatie, zie ik een Thalis stilstaan. Ambulancepersoneel houdt zich bezig met de bestuurder, die er maar bleekjes bijloopt. Voor we naar beneden gaan, nemen enkele collega's me apart. "De eerste? Ga mee naar beneden, en zie wat het met je doet. Gaat het niet, geen schande. Dan kom je terug naar boven, en neem je wat afstand." Beneden aangekomen, zie ik hem liggen. Half verstopt achter één van de wielen. Een lichtblauwe jeans, een witte t-shirt. De benen rond elkaar gedraaid, op een manier die je nooit op natuurlijke wijze kan nadoen. Een grauwe kleur, geen beweging. Dat kon ook moeilijk nog. Er was geen hoofd. Een mens is hier niet voor gemaakt. Mijn verstand stond op nul. Mijn vermogen om dit te bevatten, had behoorlijk wat capaciteitsgebrek op dat moment... Ik werd niet ziek, zoals je dat soms hoort, hoogstens wat bleekjes bij die aanblik. Eigenlijk had ik er weinig moeite mee, eens de eerste shock gepasseerd was. Het eerste dat er gebeurt op zo'n moment, is dat de betrokkene dood wordt verklaard. Elke interventie waar slachtoffers bij betrokken zijn, doen we in nauwe samenspraak met de medische discipline. Een levend slachtoffer, kan je er erger uithalen dan hij erin zit, als je niet weet hoe je met bepaalde letsels moet omgaan. Daar hebben wij niet voor geleerd, dat laten we aan de specialisten. Een aanpak die ook wordt gewaardeerd door het medische personeel, hebben we al ondervonden. Eens de dokter het slachtoffer dood verklaart, schermen we hem/haar af voor pottekijkers, of onschuldige voorbijgangers. Je zal op dat moment maar voorbijwandelen, onderweg naar, pakweg, de slager... Dat zijn taferelen waarvoor je beschermd wil worden, geloof me. Eens afgeschermd, begint het wachten. In zo'n geval, komt het parket ter plaatse, om de omstandigheden te onderzoeken. Hij was er vrij snel toen, er zijn momenten dat je er een paar uur op staat te wachten. Het treinverkeer ligt uiteraard stil op die lijn. In de meeste gevallen, ook op de naastliggende lijnen. Dit uiteraard om onszelf te beschermen. Dan komt het vervelendste... Het parket geeft de zone vrij, waarna wij mogen beginnen met bergen. Alles moet mee uiteraard. Voor alles ingepakt wordt, is er een "reconstructie", om er zeker van te zijn dat alles wel degelijk mee is. In dit geval viel dat mee. Er zijn gevallen waar het "spreidingsgebied" meer dan 100 meter bedraagt. Dat was nu niet zo, maar toch allerminst aangenaam. Eens de klus geklaard, worden de sporen en omgeving proper gespoten, pakken we in, en rijden naar de kazerne. Tot dan toe geen probleem. Je bent continu met iets of iemand bezig. Ik hoor collega's zeggen tegen elkaar, "die nieuwe kunt ge iets mee aanvangen precies, die heeft er ni veel last van". In de kazerne aangekomen, wordt er nogal wat afgelachen. Verhalen van vroeger, galgenhumor... De legendes kloppen, dat de brandweer een lugubere manier van verwerken heeft. Ik moet zeggen, ik schrok er een beetje van dat het echt bleek te werken. Dat is niet respectloos bedoeld, het is nodig om dit te kunnen doen. Tot dan, nog steeds geen probleem. Het valt wel op dat we langer in de kazerne blijven dan anders. Na goed een uur, nemen we afscheid. Tijd om huiswaarts te keren. In de auto begint het al... De stilte in de wagen, het gebrek aan interactie, doet de film van die ochtend terug afspelen. Ik merk dat ik de daver een beetje op mijn lijf heb. "F*ck man, wat was dàt?" Thuis aangekomen, slaapt mijn vriendin nog. Ik laat ze liggen, en zet mij in de zetel, in de woonkamer. Ik kijk naar de tv, zonder dat hij ingeschakeld is... Ik staar naar mijn handen. Dan ga ik de keuken in, en was ze grondig met zeep. Gek, want in de kazerne heb ik dat ook al een keer gedaan. Ondanks het feit dat we uiteraard handschoenen dragen tijdens zulke interventies. Handen afgedroogd, en terug de zetel in. Na een minuut of vijf, loop ik terug naar de keuken, en was mijn handen weer... "Mijn God, wat heb ik vastgehad vandaag?" Dit ritueel herhaalt zich nog drie keer, tot ik aan de afwas begin, omdat ik met mezelf geen blijf weet. Als mijn vriendin wakker wordt, en ze hoort wat voor interventie het betrof, wordt ze kwaad. Kwaad dat ik ze niet heb wakker gemaakt. "Zoiets moet ge ni alleen proberen te verwerken!" Het is een schat. Na de middag wordt ik opgebeld door Mil. "Hoe is't vriend?" Ik blijf wat op de vlakte. "Bwa, speciaal hé?" Mil lacht. "Hebt ge iets te doen? Dan gaan we ene drinken..." Ik kijk naar mijn vriendin, en ze knikt instemmend. Ze snapt het ritueel. Brandweervrouw, remember? Die middag overlopen we het gebeurde nog eens tussen pot en pint, met de vrienden die mij in het begin bij de brandweer hebben gehaald. Voor de eerste keer denk ik, "ik hoor erbij". Ik kan misschien begrip opbrengen voor de keuze van sommigen om er een eind aan te maken. Ik kan er echter geen begrip voor opbrengen, dat zoveel anderen het slachtoffer moeten zijn van die beslissing: De treinbestuurder, de lokale politie, de brandweer, een ambulance, een MUG, de spoorwegpolitie, de dienst die de slachtoffers ophaalt, ik ben de naam even kwijt, het parket, de passagiers op de trein, eventuele voorbijgangers... Wij vragen er niet om, om hiermee geconfronteerd te worden. Ik heb een verhaal gehoord van een machinist, die door de NMBS verplicht op pensioen werd gestuurd, nadat hij zijn achtste (!) persoon had aangereden. Dat kom je nooit te boven als mens, denk ik dan... Ik heb intussen al heel wat gelijkaardige situaties mee moeten gaan oplossen. En zoals ik eerder al zei, het wordt routine. Maar ik prijs me gelukkig dat er een team van "psychologen door ervaring" klaarstaat om mij op te vangen in geval van nood. Datzelfde tracht ik ook te doen voor mijn collega's. Enneuh, nog eens merci Mil.
1 Comment
Een korte anekdote, maar iets waar weinig mensen van op de hoogte zijn. Iedereen kent de toogverhalen van de brandweer. Pompiers en pintjes, ze lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden, als je de legendes optelt. Ik kan u van die illusie afhelpen. Door de jaren is de brandweer sterk veranderd. Gemoderniseerd, en geprofessionaliseerd. Terecht ook. De verantwoordelijkheid die op onze schouders rust, zijn we ons terdege van bewust. Het is dan ook not-done, om onder invloed nog deel te nemen aan interventies. Dat wordt streng opgevolgd, en valt er, zoals in elke branche wel eens gebeurt, toch eens iemand door de mand, wordt daar niet licht overgegaan. Dat vergt echter een behoorlijke organisatie voor een korps dat op vrijwilligers is gebaseerd. Met speciale gelegenheden, zijn er altijd extra inspanningen om de opkomst te garanderen. Zo was er in 1999 de gevreesde "millennium-bug". Men vreesde dat de overgang van 1999 naar 2000, vreemde dingen kon veroorzaken. Technisch, omdat de computersystemen massaal gingen falen, maar ook psychologisch, door einde-wereld-adepten, die het lot van de maatschappij wel eens in eigen handen zouden kunnen nemen. Daarom werd vooraf gevraagd wie beschikbaar was tijdens die overgang. Het resultaat was navenant. Het grootste deel van ons korps heeft een oudejaarsavond gevierd zonder alcohol, feestjes bij familie werden opgezegd, of bij hén thuis georganiseerd in plaats van op verplaatsing. Er is zelfs onder een aantal collega's een gezamenlijk feestje georganiseerd in een zaal, in de buurt van de kazerne. Alles om snel en efficiënt te kunnen reageren op de voorspelde rampspoed. Ook daar hebben onze gezinnen zich uiteraard aan moeten/willen aanpassen. Gelukkig is de rampspoed uitgebleven, en zijn we zelfs niet één keer moeten uitrukken, in tegenstelling tot de meeste andere jaren. Een normale uitruk hebben we altijd wel, maar voor "speciallekes" zijn we met zijn allen toch bereid om iets extra te doen. Zonder dank. Kerstmis 1999. Een zware storm raast over het land. Ook Edegem-Hove-Boechout-Vremde-Lint, dat doorgaans redelijk buiten schot blijft, krijgt er goed van langs. In het oog van de storm, weet ik nu, wordt de seinkamer overstelpt met oproepen. Tientallen telefoons komen tegelijk binnen. Na een uur begint dat te minderen doorgaans, en krijg je al wat ademruimte tussen de telefoons door. Dan is het kwestie van de oproepen te verwerken. Bij een zware storm is dat doorgaans twee à drie dagen ploegen uitsturen om de schade te gaan aanpakken. De werking in de seinkamer tijdens zo'n storm, doe ik later nog eens uit de doeken. Tijdens deze storm, ben ik nog steeds een "bleuke", remember? Ik word opgeroepen, iets na de middag. Ik hoor aan de andere toon dan anders, dat het een groepscode betreft. Het korps bestaat uit drie pelotons, onderverdeeld in groepjes van zes. Je kan individueel opgeroepen worden, in groep, peloton of algemeen. Afhankelijk van de nood uiteraard. Aangekomen in de kazerne krijg ik mijn opdracht. Met Stefan gaan we een ploeg aflossen die al enkele uren aan het werk is. Men zet ons af aan de kantine van een plaatselijke voetbalploeg, waar de helft van de dakpannen gaan vliegen is. De twee mannen die afgelost dienen te worden, stappen in onze plaats in de camionette, en vertrekken. Werkende mensen, weet je? Na een paar uur interventie volgt dikwijls de dagtaak, waarna nog een paar uurtjes voor de brandweer geklopt wordt... Sommigen onder ons zijn écht superman hoor. Korporaal Eddy ziet ons staan, en legt zijn handpalm op zijn voorhoofd. "Oewisdanameugelak! Twië aspiraante...!" Niet dat Eddy iets tegen aspiranten heeft, maar je moet weten dat een aspirant-brandweerman een fiks aantal beperkingen heeft: geen ladders, hoogten, geen brandende woning betreden... De grootste risico's zijn verboden voor niet-volleerde pompiers. Logisch eigenlijk. Dus wanneer Eddy zag dat hij twee aspiranten kreeg, terwijl hij zelf al ettelijke uren was ingezet, kon hij daar niet bepaald mee lachen. Wat Eddy niet wist, was dat ik als (toen) dakwerker wel voor gekkere klussen had gestaan. Die mededeling, en het feit dat hij niemand anders hàd, zorgden ervoor dat hij het risico besloot te nemen, en mij naar boven te sturen. Een pannendak, twee hoog. Ik was redelijk gewend van met pannen te werken (het was zwarte "sneldek", voor de kenners), dus op één-twee-drie lag het dak terug dicht. Mocht het? Neen. Zeer zeker niet... (maar ik hoop dat de feiten verjaard zijn). Was het verantwoord? Absoluut. Was het een goed idee? Als je, als jong ventje bij de brandweer binnenkomt, heb je alles te bewijzen aan de "vasten". Ze vertrouwen je voor geen haar... En terecht. Samen uit, samen thuis is de gouden regel in brandweerland. Dat vertrouwen geef je niet zomaar aan iedereen. Ik heb mij die dag bewezen, aan één van de vaste waarden van het korps. Dat is goud waard. Dus ja, het was het zeker waard. De hele namiddag, en een stuk in de avond heb ik doorgewerkt. Normaal is er een regel dat, bij langdurige interventies, na ongeveer vier uur, iedereen wordt vervangen. Maar bij extreme situaties loopt dat natuurlijk uit. Dat had als resultaat dat mijn toenmalige vriendin thuis zwaar zat te panikeren... van een uur of drie in de namiddag, tot elf uur's avonds was ik weg. Mijn eerste mega-inzet. Behoorlijk trots, moe en voldaan, kom ik thuis binnen. Ik zie daar een hoopje ellende in de zetel zitten...Daar had ik niet op gerekend eigenlijk... "Waarhebjijheeldedaggezetenikwaskeiongerustenzewistenvanniksofzewildenhetnizeggen en..." Wow... Helemaal niet stilgestaan bij het feit dat, wanneer de brandweer weg is, er een thuisfront is, dat helemaal in het ongewisse is van wat er allemaal speelt. Is dat gevaarlijk eigenlijk? Je leest toch regelmatig over gesneuvelde brandweermannen... Ik ben die dag, kerstdag nota bene, weggegaan van mijn zwangere vriendin, voor acht uur, in gure weersomstandigheden... Het enige dat zij tot nu toe had gezien, was dat de gemiddelde interventie nog geen uur in beslag neemt. Blijkt dat ze naar de kazerne gebeld had, om te vragen of er misschien een ongeluk gebeurd was of zo? Het ongelooflijk subtiele antwoord dat ze kreeg, was "oh, maar dat mogen wij niet zeggen over de telefoon hoor!" ... Een simpele "neen" was ook voldoende geweest... Dat was de eerste keer dat ik mijn bieper een paar dagen uitgeschakeld heb gelaten. Voor de eerste keer heb ik toen besloten, om de interne vrede te bewaren in huis, en de brandweer even naar het achterplan te schuiven. Dat is niet gemakkelijk, maar zéér noodzakelijk soms. Er sneuvelen nogal wat relaties binnen de (vrijwillige) brandweer, dus je moet af en toe kunnen zeggen: gezin eerst. Als je deze blog in de gaten blijft houden, zal je merken dat ik doorheen mijn carriëre regelmatig al eens op de rem heb moeten staan. En dan praten we niet meer over enkele dagen... Foto Marc De Roeck Elke zomer zijn ze er weer. De wespen... Als er één taak is, die ze voor mijn part mogen afschaffen, is het de wespenverdelging wel. Maar het hoort erbij, en we voeren uit. Jaarlijks verdelgen wij zo'n 900 wespennesten. De ene al iets serieuzer als de andere. Bij mij is het tegen mijn zin. Nu heeft dat uiteraard wel weer een reden, want ik heb niet altìjd een hekel gehad aan die beesten... Mijn eerste zomer bij de brandweer. Ik sta erop voor wespen die avond. Zo werkt dat: je geeft voor een hele maand de dagen en shiften op wanneer je eventueel kan, en dan komt je naam op de lijst. Dagelijks zijn er drie shiften, die elk tussen de vijf en tien nesten verwerken. Da's veel, maar we hebben dan ook een groot grondgebied om te beschermen. Mijn maat voor die avond is Micha. Een jaar of twee voor mij in dienst gekomen, en niet veel ouder dan ik. We krijgen een zestal adressen mee om te verwerken. Ik, het "bleuke", heb te luisteren naar Micha. Zo gaat dat bij de brandweer: bij gelijkheid van graad, telt de anciënniteit. Vermits ik nog zo groen zie als de Hulk in zijn jonge jaren, is dat geen discussiepunt natuurlijk. Het klikt wel tussen ons. Ik laat mij natuurlijk ook niet kennen: hoogtes, laagtes, kruipen, noem maar op, ik ging ze zoeken, en ik deed mijn job. Nu komen we aan op een adres, waarvan men ons verwittigde dat het de tweede keer is voor hetzelfde nest, dat men beroep doet op ons. Dat kan gebeuren, maar is nooit prettig natuurlijk. We komen bij de brave man op zolder, om daar geconfronteerd te worden met de "twin towers" van de wespennesten... Gi-gan-tisch...Ik pas erin. Op de zoldervloer, waar het pannendak begint, over een lengte van 2,5 meter, en een 70-tal cm hoog. Maar: er is geen wesp te bekennen. Onze voorgangers hadden de job blijkbaar wél afgemaakt. Alles bleef stil op de zolder. Ik geef nog een lichte tik met mijn voet tegen de papier-achtige constructie. Je kan er alleen maar ontzag voor hebben. Buiten het feit dat ze weinig meerwaarde bieden aan de kringloop van het leven, zijn het toch fantastische bouwmeesters. Ik spreek af met Mich dat ik de nest zal verwijderen, dan zijn we zeker. Gelukkig zegt Micha: "doe toch maar een pak aan, je weet tenslotte maar nooit". De zolder had een valluik, met intrekbare trap. Die moest dicht uiteraard. Je weet inderdaad tenslotte maar nooit... Ik ben er hem nog dankbaar voor. Voor dàt gedeelte toch... Dus ik in mijn pak, de zolder op, trap omhoog getrokken, en luik dicht. Micha staat in de gang eronder, samen met de bewoner. Het peertje in de nok geeft ruim voldoende licht, om mijn job te doen. Ik zet mij op mijn knieën voor de nest. Gewapend met een plamuurmes en een vuilzak. Ik steek het plamuurmes in de nest, en neem er een fameuze hap uit. Op dat moment, wordt het zwart. Letterlijk. Duizenden wespen komen uit de gehavende nest gevlogen. ik val achterover van 't schrikken. De beesten gaan frontaal in de aanval. Ik zie niks meer. De zolder is volledig gevuld met geel-zwarte uniformpjes, die maar één doel hebben: hun nest verdedigen. Nu heeft ieder mens zijn paniekreactie. De ene pist in zijn broek, de andere blokkeert. Ik vloek blijkbaar. Ik vloek als een ketter... maar écht, als die brave man katholiek was geweest, hij zou nooit meer op zijn zolder durven komen na mijn ontwijding van al wat heilig is... Ik kan het ook niet helpen. Na mezelf terug onder controle te krijgen, beslis ik verder te gaan met mijn werk. Ik kan tenslotte het valluik toch niet openen met dit invasieleger in huis. Stukje bij beetje verwijder ik de nest, hop, de zak in. Ik hoor beneden Micha lachen. Ik zié hem over de grond rollen gewoon, de smeerlap... Nu ja, ik kan mij voorstellen dat het een merkwaardig luisterspel was net. Ik doe rustig verder, en zie de stroom wespen al aanzienlijk verminderen. Een massa van die beesten, valt al dood of stervende, op de zoldervloer. Toch gek. Huisje kapot: beestje dood. Een vreemde band tussen de twee. Maar ik blij uiteraard: liever zij dan ik. Tot op het moment dat ik iets voel... het kruipt over mijn haar, dan over mijn wang... Nee! Laat het niet waar zijn. Een moedig gestreept pyjamaatje heeft een doorbraak geforceerd aan de frontlijn, en zich een weg naar binnen gebaand. Micha blijkt de velcro-sluiting bovenop de helm van het pak, niet goed te hebben afgesloten... Ik zweer u dat ik die dag enkele nieuwe krachttermen heb uitgevonden... Het dilemma is: een wesp die steekt, scheidt een hormoon af, dat als een GPS werkt voor de collega's. Als je een wesp doodt, gebeurt datzelfde. Kiezen tussen Cholera en de Pest dus. Helemaal in paniek, beslist de wesp voor mij... Ik voel een stekende pijn onder mijn oog, op mijn jukbeen. Kort daarna nog eens op mijn wang. Een tweede heeft zijn weg dus ook gevonden...! Vergeet het, ik ben hier weg... Valluik open, en ik zie nog net hoe Micha en de eigenaar een spurtje inzetten naar buiten. Ik haal ze net niet in... Eens buiten, gaat het pak uit met een snelheid alsof het in brand stond... Ik zag er lief uit: een moderne Quasimodo, op stap met de plaatselijke hofnar: Mich schoot spontaan in de lach, elke keer als hij mijn gezicht zag... Sindsdien, moet ik bekennen, is mijn enthousiasme enorm gedaald als het op wespen aankomt. Mijn enthousiasme om met Micha ergens aan te beginnen echter nooit: daar heb ik intussen al behoorlijk wat interventies mee ingezet, de ene al wat spectaculairder dan de andere. En het velcro-incident, is die avond gearchiveerd in de kantine. Da's waar we alles van ons afzetten, om het niet mee naar huis te moeten nemen. In deze blog, gaan heel veel "mijn eersten" staan. Om de simpele reden, die spelen nog steeds regelmatig in mijn hoofd. Mijn eerste brand, mijn eerste ongeval met geknelde, de eerste dode, de eerste stervende, de eerste wespennest, ... noem ze maar op. Ik weet niet of dat voor iedere brandweerman geldt, maar het verloop van élke eerste keer weet ik nog perfect. Alles daarna wordt routine, waardoor de details verwateren. Mijn eerste brand, dus. Op een zonnige nazomerdag, ergens in de late namiddag, komt er een alarm binnen voor brand. Ik rep mij naar de kazerne, al iets georganiseerder dan mijn eerste poging... Aan de kazerne aangekomen, is het uitkijken geblazen voor de routiniers. Ga mee met de stroom, en sta zeker niet in de weg. Als je aarzelt, zit je bij alarm sneller in je kapstok, dan in een wagen... Tussen al dat geweld, probeer ik mij een weg te banen naar mijn kapstok. De routine zit er bij mij absoluut nog niet in... dat blijkt ook wanneer alle wagens vol blijken te zitten. Ik ga terug naar mijn kapstok. Maar terwijl iedereen die binnenkomt de andere kant oploopt, in de hoop toch nog een plekje te bemachtigen, neemt Lieven, één van de toenmalige conciërges, mijn arm beet, en duwt mij naar de tankwagen. "Grasbrand" zegt hij,"die vergeten ze àltijd". Inderdaad, later leer ik dat de procedure bij grasbrand is: pompwagen, materiaalwagen én tankwagen. Ik dus snel mee de tankwagen in, met Sergeant Fons aan het stuur, en mijn collega aspirant Stefan aan de andere kant. We zijn samen begonnen, en hebben zo ongeveer evenveel gezien tot dan toe. Fons, een medewerker van de gemeente, beveelt ons onderweg, kort en krachtig:"voeding". Ik bekijk mijn maat, die zijn schouders ophaalt... Ik draai me terug om, en stamel,"heu, hoe bedoel je?" Fons bekeek ons, alsof hij met twee kinderen op stap was... Ergens wàs dat ook zo natuurlijk. "Meent ge da nu? Hét belangrijkste bij elke brand, en da kent ge ni?!" Uiteraard voelden wij ons verschrikkelijk stom... Mijn rechtvaardigheidsgevoel, waarvan ik wat meer heb meegekregen dan de gemiddelde medemens, zo zal later blijken, begon al wat moeite te krijgen om stil te blijven... Gelukkig snapte Fons dat dat moeilijk aan ons gelegen kon hebben, en nam hij ons op sleeptouw. Zo hebben wij beiden onze eerste slang ooit aangekoppeld... Behoorlijk trots! Dan begon het leuke werk. Dacht ik... Het gras, waarvan sprake, was eigenlijk hooi. En dat lag binnen in een schuur. Je moet weten, een stapel of baal hooi, daar komt geen druppel water doorheen, dus dat moet allemaal opengetrokken worden met rieken (bij gebrek aan rollend materieel van de plaatselijke boer). Hard labeur, waar mij meteen duidelijk werd dat een pompier best wel fysiek en medisch in orde moet zijn. Jassen aan en gesloten, helmen op, zolang er bepaalde risico's aanwezig blijven. Ik denk dat ik toen 10 kilo ben afgevallen aan zweet alleen al... Stefan heeft toen de moed gehad om te gaan vragen of dat niet uit mocht, het was dik over de 20 graden toen. "Zeg, Fons", Fons bekijkt hem, en tikt tegen zijn helm. Stefan kent Fons al langer, ze werken samen aan de gemeente. "Seg, Fons, mag ik iets vragen?" Weer draait Fons zich om, kijkt hem streng aan, en tikt met de wijsvinger tegen zijn helm. Dan draait hij zich weer om. Stefan kijkt naar de twee collega's, Kris en Theo, die zichtbaar genieten van het schouwspel. Theo komt dichterbij, en fluistert: "Probeer eens met "Sergeant"..." Fons tikte niet tegen zijn helm om te zeggen dat we getikt waren, maar hij wees daarbij naar zijn graad, door twee horizontale, zwarte strepen aangegeven op zijn helm. Stefan kijkt naar mij, met rollende ogen... "Sergeant, mag onze jas niet uit, met dat weer?" Fons draait zich om, en antwoordt" tuurlijk Stefan, doe maar uit, 't is warm hé!" Kris en Theo gieren het uit, Fons doet rustig verder met wat hij bezig was, en wij twee, hebben net kennis gemaakt met de para-militaire hiërarchie van de brandweer... Later leren we hoe belangrijk dit is binnen de brandweer. De bevelen zijn kort en krachtig, staan niet ter discussie, en worden uitgevoerd zonder morren. Onze leidinggevenden hebben vertrouwen in ons als uitvoerders, wij in hen als strategen, die ons met hun bevelen behoeden voor onheil en met hun beslissingen grote en minder grote rampen in goede banen moeten leiden. En dat ik er nu zélf één ben, heeft daar niks mee te maken... ;-) Foto: Bwm Steve Vertessen, fotograaf Marc De Roeck Ik kreeg mijn kledij, helm en bieper. Spannend... Toen in die tijd, blonk de brandweer niet meteen uit in begeleiding van de nieuwelingen. Op mijn vraag "wat nu?", kreeg ik als antwoord "als't lawaai maakt, komde maar af hé! De rest zult ge wel zien". Ik herinner me niet precies meer hoe lang ik erop heb moeten wachten, maar op een zonnige ochtend, in een weekend, was het zover. Als er één ding is dat je moet weten, is het dat in de straten rond de kazerne toen een volledige wagenbemanning woonde. Zoals bij alle korpsen, zeker in het weekend geen probleem om voldoende mensen te hebben. Dat wil zeggen, als je verder woont dan twee straten ver, moet je je al behoorlijk reppen, wil je nog een rol van betekenis spelen. Dat wil ook zeggen, dat je een "strijdplan" klaar moet hebben, om zo snel mogelijk te kunnen vertrekken. Wat ik toen allemaal uiteraard niét wist... Ik lig in mijn bed, in ons appartementje aan het gemeenteplein. Boven binnenhuisinrichting Verbeeck, voor de locals onder ons. De bieper maakte toen eenzelfde geluid als bij de Quick, wanneer de frieten klaar zijn. Da's al niet te missen, maar bij de bieper kregen we een laadstation, dat lawaai maakte voor drie huizen naast elkaar... Dat eerste alarm vergeet je nooit! Paniek, door dat hels lawaai, met een versufte slaapkop al vloekend op de wekker kloppen, die maar niet wil ophouden... Ik lag letterlijk naast bed. Tot mijn toenmalige vriendin me er subtiel op wees, dat niet de wekker, maar de bieper ging. Ow... Direkt begon ik mijn kleren bijéén te zoeken. Een broek, check. T-shirt, check. Kousen... kousen? KOUSEN! Vergeet het. Geen kousen dan maar... Spurtje naar beneden, doch met niet teveel lawaai... mijn huisbaas woonde onder ons, weet je. De fiets losmaken was ook een avontuur... Maar gelukt. Sprintje trekken naar de kazerne nu. Mensen die me zien fietsen, bekijken me als een gek. En terecht een beetje denk ik. Eens in de Lentelei, één blok van de kazerne verwijderd, vliegen alle papieren van mijn werk, die ik de avond tevoren in mijn jas was vergeten, uit mijn jaszak, de straatstenen op. Even twijfelen... Misschien liggen ze er nog als ik terugkom...? Nee. Toch maar gestopt, om al mijn rotzooi op te rapen... Terug de fiets op, en mijn weg verder gezet. Aan de kazerne aangekomen, was alles stil... Ik val binnen in de kazerne, hijgend en puffend. Micha schrikt, en schiet dan spontaan in de lach... "Wat is't? Geraakt ge er wa moeilijk uit? Ze komen al bijna terug!" Sindsdien is mijn huishouden georganiseerd zoals in ieder brandweerhuishouden: Broek, t-shirt, beiden in de logische richting om aan te trekken, sokken er bovenop, niet in een bolletje, maar netjes naast elkaar in dezelfde richting als de rest. Schoenen zonder veters gekocht, en een vast beugelslot op het achterwiel van de fiets. Die overigens niet achter slot staat, maar tegen de gevel, in de richting van de kazerne. Sleutels aan een haakje naast de voordeur. In de kazerne, de broek over de laarzen getrokken, zodat je maar moet instappen in de laarzen, en de broek maar moet optrekken. De kinband van de helm gesloten, zodat je hem daaraan kunt meepakken, de jas mee in dezelfde hand. Het fluo-hesje opgerold in de ene mouw, de riem met bijl in de andere mouw. Een paar sokken in de laarzen, voor op zomerse dagen als ik zonder sokken op stap ben, of om eens te wisselen bij langdurige interventies... Handschoenen in de jaszak. Het lijkt, voor een buitenstaander, een psychotisch ritueel. Maar elke brandweerman weet dat het seconden oplevert. En elk slachtoffer weet, dat seconden het verschil kunnen maken tussen leven en dood. Ik ga een paar jaartjes vooruit in de tijd met deze. Het is zo'n maf verhaal, dat ik er niet mee ga wachten tot de tijdlijn ze toelaat... Noem het maar weer een verhaal in de kantlijn. In Edegem viert men St Barbara, de patroonheilige van de brandweer, steevast de eerste zaterdag van december. De collega's van Kontich, tot voor enkele jaren, de eerste zondag van december. In Kontich is dat vrij toegankelijk voor publiek, in tegenstelling tot Edegem. Traditiegetrouw gaan wij met een stevige delegatie en gewoonlijk dito kater, mee vieren met de collega's daar. Eén keer in de vier jaar komt het voor dat de eerste zondag, vóór de eerste zaterdag valt. Dat was dus het geval in 2002. We komen zondag aan in Kontich, en enkele collega's zitten daar al op ons te wachten. Eén van hen is korporaal Guy. Heel goed ken ik hem niet, maar ik sla er een babbeltje mee. Hij vertelt me dat hij een BOB heeft meegebracht, en daardoor ook eens een pintje kan drinken. Hij wijst naar een tafeltje naast ons. Daar zit een hoopje ellende, eenzaam op een stoel, met een colaatje. Ik besluit van een praatje te maken, ze lijkt er niet veel volk te kennen. Geheel belangeloos, uiteraard... Ze heet Sabrina, en is de avond tevoren uitgeweest. Vandaar haar niet zo heel frisse verschijning op dat moment. Ze blijkt in Karick in Kontich geweest te zijn, een jeugdclub waar ik ook quasi elk weekend zat. Ook in Limerick kwam ze, vroeger zowat de eerste toog waar ik aangezeten heb. (Ook niet helemààl waar, maar kom...) Stof genoeg dus voor eigenlijk een heel leuk gesprek, dat zowat de rest van de avond duurde. Tot groot jolijt van de collega's natuurlijk. De opmerkingen, stijl "ga een kamer huren", lieten natuurlijk niet lang op zich wachten. Maar we lieten het niet aan ons hart komen: het klikte wel. We maakten een afspraak, de volgende vrijdag, in Karick in Kontich. In de loop van de week erna, keek ik toch wel bijzonder uit naar mijn date van vrijdag. Maar ik zweeg in alle talen tegen korporaal Guy. Uiteindelijk werd het vrijdag. Ik stap Karick binnen met Kris, mijn peter bij de brandweer. Het volgende tafereel komt zo uit "grease" weggelopen... Ik hou me stoer, tikje macho, al val ik dan uiteraard onmiddellijk door de mand. Ik ben daar geen figuur voor... het moment dat ze me ziet, verwittigt ze haar "bende", en beginnen al die grietjes spontaan te fezelen en te giechelen... aandoenlijk om te zien waarschijnlijk... Het stond toen in de sterren geschreven wat er die avond zou gebeuren. De eerste kus volgde niet veel later. Sabrina, dochter van een ervaren brandweerkorporaal, heel haar leven in de herfstlei gewoond naast de kazerne, tussen de "eerste golf" van pompiers, wist natuurlijk dat de volgende dag St. Barbara werd gevierd. Een chique bedoening bij ons, compleet met zoveel-gangenmenu. Ze glansde dan ook, en antwoorde ja voor ik mijn zin afmaakte, toen ik haar vroeg of ze me wilde vergezellen op ons jaarlijks bal. De dag erop, haal ik haar thuis op. Haar ouders zijn reeds vertrokken, richting Salons Lengléz, net over de gemeentegrens in Mortsel. Guy en zijn vrouw weten niet dat Sabrina er ook zal zijn. Laat staan dat ze weten dat we intussen een pril koppel zijn... Aangekomen aan de zaal, geven we onze jassen af, ik mijn kepie, aan de vestiaire. Dan komen we, arm in arm, de zaal binnen. Guy zit aan een tafel met zijn echtgenote Chris, korporaal Eddy, zijn neef, met partner Amelia. Ze verslikken zich net niet in hun glas Cava... Wij zetten ons aan een andere tafel goed in het zicht van de ouderlijke tafel. Later zal ze me bekennen dat het er een béétje om gedaan was. Ik ben verschrikkelijk zenuwachtig, met vier paar ogen die in mijn rug priemen. Zo vlot onze babbel ging een week eerder, zo stroef en zenuwachtig verloopt het tafereel nu. Aan de tafel van korporaals Guy en Eddy, wordt amper een woord gezegd. Tot Sabrina op een gegeven moment het initiatief neemt om de boel te ontmijnen... ze legt een hand in mijn nek, trekt mij dichterbij, en geeft me een lange, passionele, doch zedige kus. Vanaf dat moment, valt de wereld terug op zijn normale routine aan de ouderlijke tafel... Het bestek begint te rammelen, de glazen klinken, en het gesprek komt op gang. Hoe stom, en hoe snel het kan gaan, drie jaar later traden we in het huwelijk, in het gezelschap van een massa collega's, vrienden en familie... Dit verhaal is de start van de rode draad doorheen deze blog, ik beloof dat ze nog dikwijls terugkomt. Foto "Snelle" Eddy Weyn Hoewel mijn vrienden er niet echt in geloofden, ging ik ervoor. Het gesprek was positief, het medisch onderzoek ok. Nu de fysieke paraatheid nog. Nu ben ik nooit echt een sportieveling geweest... Met de turnles op school was ik steevast de voorlaatste die gekozen werd, voor het dikkerdje... Ik was met voetbal steeds de keeper, die wegdook van de bal... Ik neem nu nog steeds de auto naar de bakker om de hoek. Het zit in je, of niet veronderstel ik. Los van mijn fysiek, beschik ik wel over een groot uithoudingsvermogen. Toen streed ik voor wat ik waard was, en ook nu nog. Ik ben een klassieke "luierik", maar ik ben met mijn mannen wel tweede geëindigd met de torenrun in 2012, met interventiekledij en ademlucht naar de 15de verdieping lopen. Drie seconden na de gladiatoren uit Antwerpen, en een twintigtal andere korpsen achter ons latend... Dus als het moet, kan ik het wel. Toen ook dus, op die bewuste donderdagavond. Om 20:00u moest ik mij aanbieden in de kazerne, bij korporaal André. Om 18:30u stond ik achter de kookpotten, een lekkere maaltijd te bereiden voor twee vrienden en mezelf. Aardappeltjes, en voor de eerste keer in mijn jonge leven: verse forel in de oven. Voor de eerste keer te zijn, was het er bonk op. Iedereen heeft een extra portie genomen, en likte duimen en vingers af! Dat was ik ook aan het doen, toen ik om twee minuten voor zeven telefoon kreeg. De kazerne, met de vraag waar ik bleef... "Was dat niet om 20:00u?" Neen dus... Ik in zeven haasten naar de kazerne, waar men al stond te wachten. Met zeven waren we, de lichting nieuwe recruten. Men stond mij uiteraard op te wachten. Eerste onderdeel: de loopproef. Binnen een bepaalde tijd moet men rond de blok lopen. Men een volle maag, begin ik aan de proef. Zwoegend en zwetend kom ik langs de andere kant van de kazerne aan... Binnen de tijd! Ik ga over de finish, en loop rechtstreeks door naar het toilet in het torentje van de kazerne. Die forel is onderweg danig beginnen protesteren... zo erg dat hij terug naar boven kwam gezwommen! Een loopwedstrijdje als je net goed hebt getafeld, blijkt een slecht plan. Geen, of toch weinig geluid gemaakt, alles proper en op orde, kom ik zo onopvallend mogelijk uit het toilet. Hopend hiermee weg te komen. Dat zou nog al een binnenkomer zijn anders... Het lijkt erop dat het gelukt is! Forel bevrijd, geen commentaar, klaar voor de volgende proef. De balk. Over een balk van vier meter lang, op ongeveer een meter hoogte, moet men binnen een bepaalde tijd heen en weer lopen.Als ik het mij goed herinner, een keer voorwaarts, een keer achterwaarts. Vlak voor ik aan deze proef begin, wijst de korporaal een deur aan: "Als't nodig is, dààr is ook een wc hé!" ... De rest van de proeven verliep probleemloos, en niemand heeft er ooit nog wat over gezegd... Bedankt korporaal ;-) Af en toe ga ik er een tussen-anekdote bijstoppen, die een beeld schetst van de mensen waar ik over praat. Paul van brandweer Schoten bijt de spits af. Als hij me niet had aangesproken in café Ackerbilck, was ik misschien nooit bij de brandweer gekomen. Paul is een ongelooflijk gezellige vent. Goed in zijn vel, veel lawaai als hij in zijn nopjes is. Zoals heel veel pompiers weet ik nu... Het is door de sociale uitbundigheid van zulke lolbroeken, dat vreemden nog met elkaar praten. Ik heb ook gemerkt dat, ondanks de afstand tussen Schoten en Edegem, Paul met elke gebeurtenis in Edegem, of elke uitstap, wel bij de mannen van Edegem te vinden was. De humor was van het niveau "borsten-en-billen"... en daar was niks mis mee... Dat konden we allemaal wel smaken. Maar het is om die reden dat ik een heel ander beeld had van zijn bijnaam, "Pol De Mol". Ik zocht eerder seksueel getinte verklaringen, waar ik het fijne misschien niet wilde weten... Ik was nog jong, weet je. Uiteindelijk stelde ik toch de vraag eens, waarop hij uit zijn auto een krantenartikel ging halen (veel pompiers zijn daar gevoelig aan, artikels waar zijzelf of hun korps instaat). Het blijkt een mooi verhaal te zijn dat erachter zit... De brandweer van Schoten wordt opgeroepen voor een instorting. Of dat nu door een ontploffing was of iets anders, weet ik niet juist meer. Feit was dat er van de betreffende woning niets overeind bleef. Bij aankomst krijgen de Schotense spuitgasten te horen dat er een vermiste is... Samen met zijn collega's vliegt Paul erin. Hij kruipt door openingen in het puin, in de hoop het slachtoffer nog levend terug te vinden. Dat doet hij... Onder het puin van de woning, amper voor-of achteruit gerakend, houdt Paul een hand vast van het vermiste meisje. Met een berg puin tussen hen, zien ze elkaar niet. Maar ze is betrekkelijk ok, gezien de omstandigheden. Paul verwittigt zijn collega's, die nu weten waar ze moeten ruimen om het meisje te bevrijden. Daar zijn ze enkele uren zoet mee. Al die tijd, laat Paul de hand van het meisje niet los. "Ha nee, ik had da beloofd hé!"Eens ze bevrijd is, is ze haar redders in het algemeen, en Paul in het bijzonder enorm dankbaar. Dat niet alleen, ze blijken elkaar te kennen ook, wat het geheel nog wat emotioneler maakt. Een dag nadien in de krant: het bewuste artikel dat al die tijd bij Paul in de wagen blijft: "Menselijke Mol redt meisje", en een eervolle bijnaam is geboren. Na enkele weken, en regelmatig met die olijke bende op stap te gaan in Ackerbilck en De Pelgrim, is het bal in Borsbeek. Uiteraard ga ik mee. Ik heb de smaak te pakken... :-). Daar aangekomen, zitten we aan een langgerekte tafel met iedereen van Edegem. Patje, Dré, Tom, Mil, Kris, Francis, Flor, Kurt, al dan niet met bijhorende dame: Kristel, Els, Wis, Natasja,... Weer een twintigtal in totaal. Deze keer is ook de commandant van de partij. Swake weet dat er een alarm is in Edegem. Die zit meer dan een uur aan tafel, de bieper tegen zijn oor aangedrukt. In de vroegere biepers zat een scanner ingebouwd, waarop je het radioverkeer kon meevolgen. Regelmatig geeft hij een update over de lopende interventie aan de anderen. Daar had ik eerlijk gezegd nog niet bij stilgestaan... Ik zag regelmatig de kameraden vertrekken als de biepers gingen. Een stofwolk achterlatend... de deur nog net in zijn hengsels. Maar nu zitten we in Borsbeek... Wat bij alarm? Men stelde mij gerust, dat er thuis voldoende volk achterbleef. Het korps telde immers een 90-tal manschappen... Dat zat wel goed. Blijkbaar was dat de trigger...: Tot dan toe had men mij niets gevraagd, of gezegd. Gewoon fun en lachen (daar ben ik altijd redelijk goed in geweest...). Maar nu had ik zelf de aanzet gegeven... Ik stel een vraag over de werking... interesse! We zitten aan tafel te praten, als de commandant voorbijstapt. Hij vertrekt net naar huis. Tom zegt tegen hem, wanneer hij voorbijkomt: "Commandant, dit is David, uw nieuwste recruut!" Ik schrik, en slik... "Wat?" (Het liedje "bij de rijkswacht" van de Strangers spookt door mijn hoofd: "mor, mor, ik kan ni zwemme!) De commandant bekijkt mij, zoals alleen hij dat kan heb ik later door, van boven tot onder. Zonder een woord te zeggen tegen mij, draait hij zich terug naar Tom, en zegt: "Dan moet hij zijn oorbel uitdoen"... waarna hij zijn weg naar buiten verderzet. Tom lacht, "voila, nu weet ge't!" De rest van het feestje was één lange vraagbaak. "Hoe werkt dit, hoe moet dat? Hebben jullie zus en wat als zo...?" Mijn hoofd zat ineens vol met vragen. "Ikke? Broederke van liefde? Da meende golle ni hé"... De Strangers hielden mij de rest van het weekend verder gezelschap. Die maandag zat ik in het bureau van de commandant. Zonder oorbel... Een spelletje biljart, in café Ackerbilck in Edegem. Het dorp waar ik ben opgegroeid. Brandweer was me vreemd, een ver-van-mijn-bed-show, zoals het leger. Je weet dat het er is, maar waar? Wie? Hoe? Nooit bij stil gestaan. Een viertal mannen staat aan de toog, mannen in uniform. Eén van hen doet wat lacherig over mijn Beerschot-sjaal. Tja, 1998-1999 is nu niet bepaald het beste seizoen van mijn favoriete club... Ik ben het onderhand gewend. Buiten mijn grote klep soms, ben ik helemaal niet agressief, dus ik kan er best om lachen. Ik maak er zelfs mee wat grapjes over, da's altijd beter dan ermee te wenen, denk ik maar. Dit appreciëren de mannen wel. Ze blijken allevier brandweermannen te zijn. Drie van Edegem, één, de uitlacher, van Schoten. Ze bieden mij een glas aan, waar ik graag op in ga. Na nog een paar glazen, vertrekken de mannen, naar een bal of zoiets. Strak in uniform. Toffe gasten...! Een week of wat later, café Ackerbilck. Wie zit er op het zelfde plekje aan de toog? De vier pompiers van de week ervoor. Ze groeten me hartelijk, en ja, drink eentje mee... Op mijn vraag wat ze daar weer zitten te doen, in uniform, antwoorden ze dat ze, net als de week ervoor, naar een bal gaan. Dat blijkt een traditie te zijn: elk korps heeft zo zijn jaarlijks bal (behalve Edegem, zo blijkt), waar dan de collega's van de omliggende korpsen heengaan. De vier (Mil, Tom en Patje van Edegem, Paul van Schoten), vragen me of ik al plannen heb. Anders ga ik toch gewoon mee? Waarom niet... Op het bal (van Schoten, geloof ik...) aangekomen, blijkt al gauw dat de delegatie van brandweer Edegem aanzienlijk is. Een twintig-vijfentwintigtal Edegemnaars, brandweerlui met hun echtgenotes/vriendinnen. Een leuke bende, en veel plezier gemaakt. De "bodega" blijkt een leuk, maar gevaarlijk ritueel te zijn... Dat gaat zo: "Ik moet gaan plassen"... "Goh, ik ook..." "David, moet gij ook ni?" Waarop ik "Neenee..." mezelf afvragend wat hen bezielt. "Ik zie toch in uw ogen dat het aan't opkomen is..." "Maar nee..! Zot!" Tot uiteindelijk mijn lief tegen me zegt: "ga toch gewoon mee, onnozelaar!" En zo verdwijnen alle mannen de bodega in, om daar de brandweercocktail bij uitstek te gaan drinken, "pompierke". Het was een geweldige avond, en voor herhaling vatbaar... |
David PoppeVrijwillig brandweerman sinds 1999. Met vrouw en kindjes als conciërge in de kazerne sinds 2007, sergeant in 2008. Archieven
Mei 2020
|