Op 1 augustus 2019 eindigde (weer) een stuk geschiedenis van onze brandweerpost. Patrick en Frank hangen na 45 jaar de helm aan de haak. Een amputatie als het ware van ervaring en sfeer in het korps. Hieronder mijn speech op het afscheidsfeestje van onze unieke brandweertweeling.
Begonnen op 4 april 1974. Da’s 2,5 jaar voor ik geboren ben. Een (voor zover ik weet) onberispelijke staat van dienst, die dit jaar na 45 jaar stopt. In totaal negentig jaar ervaring die uit het korps verdwijnt. Naar hun eigen zeggen juist op tijd, met al die veranderingen van de laatste jaren. Maar ik durf wedden dat als ze dit jaar maar 64 waren geworden, dat ze nog een jaartje hadden bijgedaan. En dat beschrijft ook mooi hun lijn waar ze in al die jaren nooit van afweken: “Als dát of ’t geen gebeurt, kunnen ze de boom in!” Maar zelfs als dat of ’t geen gebeurde, pasten ze zich aan en deden hun job. Zoals het een goeie pompier betaamt: We zeveren straks wel wat tegen elkaar aan de toog. Nu moeten we uitvoeren. Ik ben zelf begonnen in 1999. Dat wil zeggen dat ik de eerste 25 jaar gemist heb van hun carriere. Maar die afgelopen 20 jaar denk ik dat ik hen grotendeels heb leren kennen zoals ze ook die eerste 25 jaar waren. De Pat staat in mijn geheugen gegrift met zijn sigaarkes. Quasi altijd chauffeur, dikwijs de ladderwagen. Het klopt misschien niet, maar het zijn de eigen ervaringen die de herinneringen wat bijkleuren. En die waren in de Pat zijn geval steevast in de ladderwagen. De Frank zag ik altijd in zijn kielzog. Ik wéét dat dat niet waar is. Frank kwam tenslotte ook veel overdag door zijn job bij de gemeente, terwijl Pat dat niet kon omdat hij bij Bulo werkte. Maar da’s het beeld dat om een of andere reden van die twee blijft hangen: De Pat in de ladder met de Frank vanachter (toen had de Magirus-ladderwagen nog een achterbank...) Mijn eerste confrontatie met de tweeling was toen ik een paar weken in dienst was. We werden opgeroepen voor een automatisch brandalarm in de Baron De Celleslaan. Pat zat (uiteraard) aan het stuur van de ladderwagen. Ik stapte vanachter als eerste in, met Frank vlak achter mij. Toen ik wilde instappen bleef ik met mijn jaszak hangen aan de hoek van de houten bank in de Magirus. Frank had schrik om zijn plaats kwijt te spelen langs de andere kant, dus die begint in mijn rug te duwen en te roepen van “Alé, stapt nu in!”. Ik geraak geen centimeter vooruit of achteruit, waarna ik Frank een duw achteruit geef om los te geraken van de bank, en zo kunnen we uiteindelijk instappen. De hele heenweg is Frank van zijn peretten aan het maken, terwijl Pat zich regelmatig een keer omdraait om kwaad naar mij te kijken... “Joenge, in onzen tijd was’t ni waar geweest zene! Als wij zo'n grote bek hadden opgezet smeten ze ons uit de wagen! Snotneus verdoemme!” Ik kon uiteraard mijn grote toen ook al niet houden, dus ik deed vrolijk mee tot we terug in de kazerne waren. In de kazerne sta ik nog wat na te sidderen, als Frank ineens naar mijn kapstok komt en zegt, “Seg, Poppe. Trek het u ni aan hé man. Na de interventie is dat over bij mij. Alles vergeven en vergeten!” Dat was tweeledig: Nu was’t verdikke precies mijn schuld! Maar langs de andere kant heb ik een heel mooi stukje brandweer leren kennen dat ik in mijn latere carriere nog dikwijls ben tegengekomen. Mooi dat dat zomaar kan, die knop omdraaien. In het heetst van de strijd vallen er al eens wat zware woorden, maar dat wordt in de meeste gevallen even snel weer goedgemaakt. Iets daarna komt Kris, mijn peter naar mij en zegt: “Daar komde goe mee weg makker. Een paar jaar eerder en de Pat was op de achterbank gesprongen om u wat kletsen te geven, terwijl hij aan het rijden was”... Ok, twee lessen geleerd. Een paar weken later gebeurde wat er moest gebeuren met heel die generatie pompiers. Op een interventie met stormschade (op kerstdag weet ik nog) stonden Frank en Eddy in de wei te vloeken dat ze twee aspiranten hadden gestuurd om mee een pannendak dicht te leggen. Aspiranten mochten niet op hoogte werken volgens het boekje, dus die mannen kwaad. Ik zei tegen hen dat ik gekkere dingen doe in de week, ik was tenslotte dakwerker. Dus Eddy de andere kant opgekeken en ik dat dak op één-twee-drie terug dichtgelegd. Goeie punten bij die mannen, en ik in de armen gesloten van heel die taaie generatie. Als er één zegt “’t is ne goeie”, dan was je binnen. Aan alle straffe verhalen door de jaren heen kan je horen dat dit twee mannen zijn die alle straffe verhalen mee gemáákt hebben. De Finabois, De trein in Boechout, De Antol, Het parochiecentrum in Lint, de instorting aan de GB, in mijn tijd de Kalmthoutse heide, de strooien daken op de Prins Boudewijnlaan, ... Als ze er eens niet bij waren, dan kwamen ze steevast eens loeren in de kazerne om te zien of we ze toch niet konden gebruiken. Op zijn minst wisten ze al wel wat er precies aan de hand was. De Pat heeft een bijzondere bijnaam gekregen, waar ikzelf een beetje mee de hand in heb gehad. Toen we in de kazerne kwamen wonen mocht onzen Darren steevast de ladderwagen mee binnenzetten na een interventie. Hij zat dan met grote ogen in de ladderwagen op de pasagiersstoel naar de Pat te kijken. Sinds hij kan spreken zegt hij bij het zien van de Pat “Patje Ladder”. Een naam die stilaan in het korps werd overgenomen... Eén van de Frank zijn beste anekdotes blijft toch die keer dat hij nieuwe laarzen kreeg. Typisch Frank: Klagen en zeggen waar het op staat, maar wél doen wat er verwacht wordt. In dit geval was dat die verschrikkelijke nieuwe botten dragen. Die trokken op niks, die deden overal zeer...! Tot Jean er de prop papier uithaalde die altijd in nieuwe schoenen of botten zitten... Eentje voor de geschiedenisboeken. Ook met de kalenderverkoop zijn ze altijd van de partij. Nu nog zelfs. Elk jaar nemen zij het gros van de kalenderverkoop voor hun rekening. Het is heel simpel: als zij daarmee stoppen, moeten we iets anders verzinnen dan kalenders om onze evenementen te sponsoren. Dé topanekdote zal toch altijd die van Frank blijven: Een regenachtige dag in Hove, en niemand wou een kalender kopen. Overal had de Harmonie al langsgeweest voor steun. Tot op het einde van de straat onze Frank, doorweekt en moegetergd naar een bewoner terugriep: “Weet ge wat? Als’t brand belt ge maar naar de Harmonie!” Dat heeft hem toen een plek op het beruchte matteke van cdt Vermeulen opgeleverd... Een tijdje geleden kwamen ze voorbij de Basiliek met zijn tweeën. Het Te Deum was net afgelopen, de receptie liep ten einde. De nagelnieuwe hoofdcommissaris van Hekla kwam net naar buiten en kwam nog een goeiendag zeggen. De Kapitein en ik heel plechtig “Dag commissaris, aangenaam kennis te maken, tot de volgende keer”. Dan kwamen Pat en Frank: “Hiersé, de mannen van de Fanfare zijn der ook!”... Die man moet gedacht hebben... Echter, een tijdje later komen ze hem terug tegen, ik dacht op het zonaal feest. Daar begroette hij hen hartelijk, en stelde hij zijn collega van Minos voor als “die van de Fanfare van Mortsel”... Samengeteld negentig jaar dienst... Dat kun je niet vieren zonder de dames daarbij te vermelden. Ik moet zien wat ik zeg, maar ik denk dat we toch wel kunnen stellen dat ook de brandweervrouwen van die tijd van een speciale soort waren. Reneke is de stille kracht achter de Pat. Zij die de koffers opraapte als de Pat nog een alarm kreeg vlak voor ze op vakantie vertrokken. Ria, de iets minder stille kracht achter de Frank, kwam ooit vol goede moed met de schoonouders van haar dochter iets drinken in het centrum. Ze werkte daar toen, en ze wou aan de min of meer deftige ouders van haar schoonzoon tonen in wat voor deftig etablissement ze werkte. Dat was op een donderdagavond... In die tijd dierven we al eens met een hele bende naar ’t centrum afzakken na een oefening. Het mocht dus in principe ook geen verrassing zijn toen Marc quasi naakt op de ton stond te dansen, terwijl wij met bitterballen naar elkaar aan het gooien waren... Even hilarisch als historisch. Dames, jullie hebben beiden mee gezorgd dat het korps en de gemeenschap niet minder dan 45 jaar beroep hebben kunnen doen op de niet aflatende steun van onze unieke brandweertweeling. Bedankt daarvoor. Pat en Frank, jullie gaan heel hard gemist worden. We gaan buitenrijden als altijd, we gaan het beest te lijf met alles wat we hebben, en we gaan het verslaan zoals altijd. Maar dat dat tegenwoordig zonder jullie moet wordt heel hard gevoeld door iedereen. Bedankt alletwee, en blijf komen!
2 Comments
Addy
17/10/2019 06:58:24
Hihi...Proficiat aan de beide mannen. Ik ken vooral de eerste 25j..toen was ook ik met een brandweerman getrouwd..De vrouwen kwamen altijd samen om te breien als t oefening was..Rene..Ria..Denise..Brigitte Goris en ik... wat hebben we plezier gehad..en als t een grote brand was...zoals de Fina Bois en andere...brachten wij Koffie en koffiekoeken voor onze helden...war is de plezante tijd ...Proficiat met jullie pensioen Pat & Frank
Reply
Coomans
17/10/2019 08:22:52
Proficiat mannen en bedankt voor jullie onbaatzuchtige werk . Dit geldt trouwens voor het ganse corps . Nog eens een dikke merci .
Reply
Leave a Reply. |
David PoppeVrijwillig brandweerman sinds 1999. Met vrouw en kindjes als conciërge in de kazerne sinds 2007, sergeant in 2008. Archieven
Mei 2020
|