Elke dag is het prijs. Over het hele land gebeuren ongelukken in het verkeer. De gevolgen zijn, in een landje zo klein als het onze, haast in elke hoek van het land voelbaar. De toenemende drukte, de steeds gejaagder wordende maatschappij, de onverdraagzaamheid tegenover elkaar ook, het zorgt er allemaal voor dat ongelukken schering en inslag zijn. Een brandweerman wekt vaak het beeld van de held die met weduwen en wezen uit een brandend gebouw komt gelopen. Wel, ik geef het niet graag toe, maar dat doen we écht niet alle dagen... In de veertien jaar als brandweerman, kan ik zeggen dat ik één keer iemand heb buitengedragen, die anders naar alle waarschijnlijkheid was gestorven. Een besje van 92 jaar in een rusthuis, waar een droogkast vlam had gevat. Verder nog nooit. Waar we wél dag in, dag uit mee te maken krijgen, zijn verkeersslachtoffers. Daar heeft elk brandweerkorps, in alle bescheidenheid, al massa's levens gered. Dat valt veel minder op, omdat daar niks individueel of heldhaftigs aan is, of beter gezegd, uitziet. Al onze taken worden door een heel team tot een goed einde gebracht. Maar bij ongevallen met geknelden is dat héél zichtbaar. Ik veronderstel dat dat een stuk van de "romantiek" mist van de stoere held. Voor ons, of voor mij toch alleszins, zijn de ongevallen een veel intensievere beleving. Het contact is veel directer. Je wordt veel harder geconfronteerd met de miserie, de pijn van de betrokkenen. Ik had vroeger schrik dat ik niet met een dode zou omkunnen, maar ik heb ondervonden dat het de levenden zijn die de job soms zwaar maken. Aan de andere kant geven die situaties soms ook een enorme voldoening, als je de bevrijding tot een goed einde hebt kunnen brengen. De dankbaarheid is dikwijls groot, getuige sommige brieven die in de kazerne toekomen. Voor mijn tijd, hebben de collega's eens een jongen bevrijd uit een verhakkeld voertuig. Hij is er zwaar toegetakeld, maar levend uitgehaald. Met de jaarlijkse opendeur kwam de moeder van de jongen telkens, enkele jaren op rij, een Tournée Generale geven aan alle brandweerlieden. Ze bracht hen telkens op de hoogte van de status in de zware revalidatie waar de jongen mee bezig was. Dat is een prettig gevoel, dat je mee een verschil hebt kunnen maken. Vroeger werden slachtoffers uit een voertuig gehaald. Dikwijls kwamen ze daar nog erger uit dan reeds het geval was. De techniek was nu éénmaal niet anders. Maar nu gaat dat gelukkig héél anders. In zéér nauwe samenspraak met de Medische discipline, wordt nu het voertuig ontmanteld. De wagen wordt als het ware als een ui van rond het slachtoffer weg gepeld. Zo vermijden we bijkomend letsel, en is het slachtoffer ook doorgaans stabieler voor vervoer. Geluk en ongeluk liggen dicht bij elkaar. Getuige volgende twee anekdotes. Op een nacht gaat het alarm. Een ongeval met geknelde op de E19, richting Brussel. De wagens snellen ter plaatse. Het blijkt te gaan over een aanrijding tussen een tankwagen met oplegger, beiden vol melk, en een lichte bestelwagen, stijl Renault Kangoo. In eerste instantie, zién we geen tweede voertuig. De bestelwagen zit volledig onder de vrachtwagen. Het voorwiel van de vrachtwagen stond bovenop het achterwiel van de bestelwagen. Een ziekenwagen en de politie zijn reeds ter plaatse. De manschappen stappen uit. Normale procedure is dat men alle materiaal uit de "crashwagen", speciaal ingericht voor bevrijdingen, haalt en klaarlegt voor de inzet. Ondertussen voert de bevelhebber zijn verkenning uit. Als de luitenant terugkomt roept hij "Hoe zit het mannen?!? Dat materiaal eruit!" Geen van ons had nog maar een kast opengedaan, er van uitgaande dat geen mens hier levend zou uitkomen. De bestuurder van de bestelwagen leefde! Onmiddellijk begon de inzet, iedereen kweet zich perfect van zijn taak. Eerst begon men aan het dak. Men had immers geen zicht op de situatie binnenin en van deuren was geen sprake meer. De wagen was compleet verhakkeld. Eens het dak eraf, zagen we de dame zitten, gekneld tussen haar stuur tegen de borst, en de voorbumper van de vrachtwagen in haar rug. Ze kon geen kant op. Tien centimeter verder en de interventie was niet dringend meer geweest... Plots stamelt ze "eerst mijn dochter..." Iedereen slaat bleek uit. Eén van de grootste angsten van een brandweerman (laat u niks wijsmaken, we hebben ze), zijn interventies met kinderen... De meesten onder ons hebben er zelf. Die onschuldige wezentjes moeten beschermd, ongehavend blijven ten allen prijze. Een tweede ploeg begint zich onmiddellijk een weg te banen naar de passagiersruimte. Na lang knippen, trekken en spreiden, geraken de collega's tot bij het meisje. Ze zit helemaal inééngedoken onder het dashboard. In een bolletje gedraaid was ze in de voetruimte aan passagierszijde geraakt. Hierdoor kwam ze uit het voertuig met een buil hier, een bluts daar, in shock, maar verder schijnbaar ongedeerd! Al weet je natuurlijk nooit, misschien inwendig? Time will tell. De vrouw zelf is intussen vrijgemaakt tot borsthoogte. Al wat weg kon, werd verwijderd. Inmiddels had men ook besloten om speciale hefkussens van de luchthaven van Deurne op te vorderen. Met die kussens tilt men vliegtuigen op. Deze melkwagen was dan ook geen partij. De truck werd voorzichtig opgetild en met een winch werd de wagen van onder de truck getrokken. Nog een beetje wringen links en rechts, en de dame kwam eruit. Iedereen stond versteld: Geen schram! Voor zo een engelbewaarder wil iedereen tekenen... Zij was met haar dochtertje naar de vroegmarkt geweest, om verse groenten voor het restaurant van haar man. De wagen zat tot de nok vol met groenten. Dat zou de impact voor een groot stuk opgevangen hebben, waardoor beiden het waarschijnlijk overleefd hebben. In de krant de dag erop stond dat zij allebei, na onderzoek, de volgende dag naar huis mochten. In datzelfde artikel stond nog een leuke bedenking van onze luitenant: "Een heel intensieve interventie. Iedereen van ons had tranen in de ogen, al was dat misschien door de kapotte uien..." Minder goed verging het deze jongeman. De eerste werkdag op een nieuwe job. Om een uur of vier na de middag, rijdt hij naar huis. Even verslapt de aandacht, een paar seconden, meer niet, en de gevolgen zijn niet te overzien... We worden opgeroepen voor een ongeval met geknelde. Zoals steeds, in zeven haasten naar de kazerne. De Boniverlei in Edegem, de hoofdweg naar de kazerne, staat potdicht. Spits, dan staat de tijd, of toch het verkeer, even stil in België. We staan met een zevental wagens zenuwachtig te doen in de file. Geknelde, dat is zoveel als een bevestiging dat er acuut levensgevaar mee gemoeid is. Een collega, en nu noem ik géén namen, komt op dat moment terug van de kalenderverkoop. Hij is dus in uniform. Hij besluit als eerste om gebruik te maken van een groot stuk zonder tegenliggers, om met de vier richtingaanwijzers tegen de verkeersstroom in naar de kazerne te rijden. Met zes wagens volgen we zijn voorbeeld. Er is geen sprake van gevaar voor andere weggebruikers, de actie is verantwoord. Doordat de crashwagen op dat moment de kazerne reeds verlaat met zwaailicht en sirene, hebben de tegenliggers in de verte door wat er aan de hand is. Zij blijven staan om ons zeven vrije doorgang te verlenen. De voorste doet zelfs teken dat hij ons voorrang geeft. De bestuurders van de voertuigen waar we voorbij rijden, knikken instemmend als ze de eerste in zijn uniform zien. Een sterk staaltje burgerzin, we maken anders mee ook... Hierdoor zijn we snel weg met drie voertuigen en de commandowagen. Op de plaats des onheils aangekomen, blijkt een wagen frontaal op een bus ingereden te zijn. De ravage is enorm. Er zijn, zoals eerder al eens aangehaald, procedures binnen de brandweer die zorgen dat een interventie loopt als een geoliede machine. Zeker een ongeval. Iedere taak is welomschreven en tot in den treure ingeoefend, om geen tijd te verliezen als het er op aankomt. Bij ongevallen met geknelden heb ik al meerdere rollen moeten spelen: technisch team (de "knippers"), beveiliger, intussen ook al verschillende keren bevelvoerder. Maar die keer, was ik gewondenverzorger. Dat wil zeggen: in de wagen en je ontfermen over het slachtoffer. Uit respect ga ik zijn naam niet vernoemen. Het was één van mijn zwaarste interventies ooit, dus ik kan mij voorstellen dat vrienden en familie zeker niet zitten te wachten om oude littekens terug open te rijten. Je vraagt uiteraard zijn naam. Je bent met een mens bezig. Je probeert te weten te komen wat er gebeurd is, wie er kan verwittigd worden. Elke actie buiten aan het voertuig, leg je uit om hem gerust te stellen. Ik heb toen zelf ondervonden hoe dat er binnen in de wagen aan toe gaat. Geen pretje voor een brandweerman, die wéét wat er aan het gebeuren is... Kan je voorstellen wat een slachtoffer van een ongeval ervaart. Er is een zéér nauwe samenwerking met de medische discipline. Ook daar ben ik dat moment de gids in. Zijn de ziekenbroeders met een verzorging bezig, hou ik de collega's tegen aan de buitenkant. Gaat er glas sneuvelen, stuur ik de ziekenbroeders weg uit de gevarenzone en scherm ik het slachtoffer af. De interactie met S. was voor mezelf ongezien. Hij was volledig bewust, gaf antwoord op mijn vragen, stelde er zelf, eigenlijk hielden we elkaar bezig. De aard van zijn letsels lieten echter van in het begin het ergste vrezen. Hij zag enorm af ook. Ik heb zijn hand vastgehad van begin tot einde, en ermee gepraat tot hij volledig weg was door de morfine, net voor hij eruit was. Drie kwartier hebben we geknipt en gepuzzeld, in perfecte harmonie met de dokter en ambulancepersoneel. Een dag later hoor ik, in tegenstelling tot andere keren -normaal horen we niets- , dat S. na aankomst in het ziekenhuis overleden is. Die klap was zwaarder dan ik ooit gedacht had. Tot dan waren alle slachtoffers waarmee ik te maken had gehad, anoniem gebleven. Met S. had ik gepraat, ik had hem gekalmeerd, vastgehouden in een paniekaanval, informatie gevraagd over zijn dag (éérste dag op de nieuwe job...), ... Het daagde mij dat ik de persoon was tegen wie S. zijn laatste woorden had gezegd. Dat was een zware dobber, die lang is blijven spoken. Een week na het ongeval kom ik een klein artikeltje tegen in de marge van de sportpagina's van de krant: "Voetbalclub T. draagt overwinning op aan overleden doelman." Men beweert dat je zulke dingen niet mee naar huis mag nemen. Ik vind van wel. Het mag je leven niet bepalen, maar als deze ervaringen je koud laten, dan heb je geen plaats in de hulpverlening. Ik ben aan deze job begonnen omdat ik om mensen geef. Dat mag niet verdwijnen. Met S. heb ik lang meer ingezeten dan goed voor me was, dat moet ik wel bekennen. Maar het is niet dat je daarvoor kiest natuurlijk. Ik ben er uiteindelijk wel door geraakt. Ik heb er eigenlijk een bizarre band mee. Ik betrap me er regelmatig op dat ik nog met hem praat. Na vergelijkbare interventies of zo, durf ik hem er nog eens aan herinneren dat toen toch nog wat anders was, of dat mensen uit zijn fout blijkbaar niet geleerd hebben... Gek misschien, maar wie weet heeft iedere hulpverlener wel zijn vast aanspreekpunt aan "gene zijde"... Dat terwijl ik niet eens gelovig ben. In deze laatste anekdote beken ik een zware verkeersinbreuk. Ik ga er geen doekjes om winden: die maken we, als vrijwilliger op weg naar de kazerne. Quasi iedereen rijdt te snel naar de kazerne. En ik moet ook niet doen alsof iedereen doof, stom en blind is: er zijn collega's die al eens over de schreef gaan ook. Dat hoort niet. Die proberen we intern ook aan te pakken. Het heeft geen zin om slachtoffers te maken, op weg om net slachtoffers te rédden... Maar weet dat ieder van ons zijn S. heeft ontmoet, of nog zál ontmoeten. En hij vraagt ons om zijn lotgenoten met alle mogelijke middelen te helpen, zodat die laatste woorden voorbestemd blijven voor zij die hem liefhebben.
0 Comments
Leave a Reply. |
David PoppeVrijwillig brandweerman sinds 1999. Met vrouw en kindjes als conciërge in de kazerne sinds 2007, sergeant in 2008. Archieven
Mei 2020
|